Interview met een Tijdgeest

 

hoofdzakelijk over markt en milieu

 

G. van Dijk 1

 

 

 

 

 

1.  Verantwoording

 

Zoals dr F. de Graaff op sommige plaatsen in zijn oeuvre spreekt van geestelijke tussen­personen tussen de Allerhoogste en de mens, zoals de god van het westen, zo zou men ook met personificatie kunnen spreken over de Tijdgeest. Het is niet voor het eerst dat van een Tijdgeest wordt geschreven. Dr O. Jager publiceerde ooit een bundel essays onder de titel 'Interview met de tijdgeest' 15 en dr W. Aalders kreeg een liber amicorum met een selectie van zijn artikelen aangeboden: 'De tijdgeest weerstaan'. 4 Steeds valt op dat 'tijdgeest' een negatieve klank heeft. De tijdgeest wijkt af van de waarheid, hij misleidt, is gevaarlijk, moet weerstaan worden en wordt geassocieerd met oppervlakkigheid.

 

De Tijdgeest die door ons wordt geïnterviewd is niet zo. Onze Tijdgeest moet worden gezien als een personificatie van een corrigerende invloed. Hij past dus in een bepaald wereldbeeld.

 

Om dit te verduidelijken moet worden teruggegrepen op de discussie over 'de machten', zoals die enige tijd geleden nog werd gevoerd door voornamelijk theologen en filosofen, maar waar ook sociologen aan deelnamen. Berkhof 8 schrijft bijvoorbeeld over de machten alsof het natuurlijke personen waren. Berkhof kent daarbij de machten ook als vijanden; maar niettemin machten die ons toch nog voor de chaos bewaren, al houden ze de wereld van God af doordat zij zelf goden willen zijn. Hij gebruikt voor hen de term 'gebinten der wereld'. Zij vormen een onzichtbare invloedssfeer, waaraan de heidenen onderworpen zijn. De heidenen immers handelen en wandelen overeenkomstig de loop van de wereld en de overste van de macht der lucht. Doch brak Christus er niet door heen? De machten kunnen ons dus niet van Christus scheiden. Vergeet het positieve echter niet, waarschuwt Berkhof. Anderen zoals Van Riessen 29 en Banning 5 gaan in dezelfde richting. Door secularisatie komen bepaalde machten in de kerk en in de maatschappij worden de techniek, de maatschappelijke dynamiek en de weten­schap de representanten van machten die zich tegen de mens kunnen keren. Als de machten zelfgenoegzaam worden, doel in zich zelf worden, dan gaat het verkeerd en trekken ze de mensen los van het Koninkrijk Gods.  

 

Mag men van persoonlijke machten spreken, bijvoorbeeld over een tijdgeest of 'de god van het Westen'?

Verschillende auteurs hebben machten beschreven als 'gebinten der wereld', gedragspatronen, instituties, traditie en moraal, politiek systeem of de ontwikkeling der techniek. Het is dus niet gemakkelijk om na te gaan of men er persoonlijke machten mee heeft bedoeld. Het is vermoedelijk een typisch Joodse gedachte om van personificatie uit te gaan en aan te nemen dat persoonlijke machten zoals engelen en demonen overal, en ook hoog en laag kunnen wonen, zowel op de aarde als in de lucht erboven. Kakes 16 stelt daarop de vraag: zijn die machten (zowel) goede engelen of (als) boze machten? Ter beantwoording van deze vraag citeert hij, met instemming, Foerster, die aanneemt dat het in de discussie over machten gaat over invloeden van bovenaardse aard. Hij meent dat met de term wordt bedoeld enerzijds de niet-wedergeboren zijde van de gevallen schepping, met alle verleidende en verslavende machten die daarop parasiteren en, anderzijds, dat de machten tot de schepping behoren die in en tot Christus geschapen is. De schepping is immers niet helemaal van God losgescheurd zoals de gnostici beweren. De Allerhoogste heeft macht over het koningschap der mensen. Er zijn dus ook machten die zijn aangesteld door de Allerhoogste. 11 Ook de aarde zelf is een levend wezen, zegt De Graaff. 14 Het leven wordt voortdurend bedreigd door de ontbindende chaosmachten en door de dood. Daarmee is niet gezegd, vervolgt De Graaff, dat chaos en dood, ondanks de schijn, op zichzelf zo machtig zijn. Zij zijn slechts machtig, waar de Goddelijke genade ontbreekt. Dood en chaos treden in, wanneer en waar de Goddelijke genade zich terug trekt, waar de verbinding met de hemel gestagneerd is.

 

De mens is een weinig minder gemaakt dan een Elohim, een hemelwezen. Maar juist hierdoor kan hij de gemeenschap met de hemel openhouden. Na de catastrofe, de val, krijgen chaos en dodenrijk vat op de aarde, want de mens dient en hoedt de aarde onvolkomen. Niet kan gezegd worden dat de donkere machten nu vrij spel hebben. Nog altijd is er een vijandschap, die God gezet heeft tussen slangezaad en het zaad van de vrouw, het Kind in de kribbe. Het bruggehoofd Gods in deze wereld is, sedert de Kerstnacht, onoverwinnelijk geworden. De macht van chaos en dood is niet reeds uit de wereld gebannen. Het is zelfs zo dat de strijd er tegen heftiger en verschrikkelijker is geworden, maar het betekent ook dat wie hiertegen strijdt, niet behoeft uit te wijken naar de hemel, maar op de aarde zelf de bron van de harmonie, het herstel van alle dingen kan vinden. Ieder ogenblik worden wij bemoedigd door de tekenen, die voor onze dagelijkse ervaring zichtbaar worden.

 

In The Pilgrims Regress 25 heeft Lewide werkelijkheid van die tekenen verbeeld in het gesprek tussen John (de reiziger) en de kluizenaar 'whose name was History'. 24 History spreekt over de strijd tussen The Landlord (de Allerhoogste) en The Enemy:  

 

"The Enemy's agents are everywhere at work, spreading illiteracy in one district and blinding men to the pictures (= machten/engelen die mensen naar God wijzen buiten Het Woord, The Rules, om; GD) in another. Even where Mother Kirk is nominally the ruler, men can grow old without knowing how to read The Rules. Her empire is always crumbling. But it never quite crumbles: for as often as men become Pagans again, the Landlord again sends them pictures and stirs up sweet desire and so leads them back to Mother Kirk even as he led the actual Pagans long ago."

 

In 'Th Pilgrims Regress' wordt de verbeelding van de Maagd Maria in de don­kere middeleeuwen als een voorbeeld van 'new pictures' verbeeld. Een voorbeeld dus van die tekenen waar De Graaff, hierboven aangehaald, van gewaagt. En van deze tekenen kan de relatie naar 'machten' worden gelegd, alsmede naar de personifi­catie van een nieuwe Tijdgeest. Een prachtig citaat uit The 'Pilgrims Regress' kan vervolgens de achtergrond van de Tijdgeest als corrigerende invloed verduidelij­ken. Hier is History aan het woord:

 

 

"It does not always take the form of an Island, as I have said. The Landlord sends pictures of many different kinds. What is universal is not the particular picture, but the arrival of some messages, not perfectly intelligibly, which wakes his desire and sets men longing for something East or West of the world; ...something that tends inevitable confused with common or even with vile satisfactions lying close to hand. [...] The strangest shape it ever took was in Medium Aevum - that was a master­stroke of the Landlords diplomacy; for of course, since the Enemy has been in the country, the Landlord has had to become a politician. Medium Aevum was first in­habited by colonists from Pagus. They came there at the very worst period in the history of Pagus, when the Enemy seemed to have succeeded completely in diver­ting all the desires that the Landlord could arouse into nothing but lust. These poor colonists were in such a state that they could not let their fancies wander for a minute without seeing images of black, craving eyes, and breasts, and gnawing kisses. It seemed hopeless to do anything with them. Then came the Landlord's crowning audacity. The very next picture he sent them was a picture of a Lady! Nobody had ever had the idea of a Lady before and yet a Lady is a woman; so this was a new thing, which took the Enemy off his guard, and yet at the same time it was an old thing - in fact, the very thing which he was reckoning on as his strongest point. He got the shock of his life. The people went mad over the new picture, and made songs that are sung still, and looked away from the picture at the real women around them and saw them quite differently - so that ordinary love for women became, for a time, itself a form of the real desire, and not merely one of the spurious satisfactions offered to it." 24

 

Uit de geciteerde en verwezen literatuur komt naar voren een wereldbeeld met als belangrijk kenmerk de verwevenheid van goed en kwaad. Wanneer gesproken wordt over machten van bovenaardse aard dan wordt gewezen op enerzijds de gevallen schepping, waarop de verleidende en verslavende machten zoveel grip hebben, anderzijds wordt gesproken over machten die behoren tot een schepping die niet geheel van God is los gescheurd. In De Gemeene Gratie gaat Kuyper 19 ver op deze vraagstukken door. Hij is nagenoeg zijn hele leven met het vraagstuk van de machten en de engelen bezig geweest.

 

In bovenstaande zin is onze Tijdgeest dus belast met de correctie van instituties en van menselijk gedrag. Daarbij worden wel eens niet al te fijnzinnige instru­menten gebruikt, maar dat is gezien de weerbarstigheid van dit materiaal (de mens) ook geen wonder. Het gaat in dit essay over de Tijdgeest van het heden­daags economisch leven. Het betreft Tijdgeest Markt. Tijdgeest Markt, met wie wij een interview mochten hebben, is de Eerste Secretaris van de god van de economie. Hij wil laten zien dat het met de huidige samenleving niet goed gaat, er moet wat nieuws komen. Nieuw denken over economie en samenleving heeft te maken met het krijgen van een realistischer of waarheidsgetrouwer wereldbeeld. Vrijheid en marktgedrag hebben daar heel veel mee te maken, zo blijkt uit het gesprek.

In onze dagen heeft deze Tijdgeest zijn bewind fors uitgebreid. Tot zijn domein horen nu ook Oost-Europa en het milieu.

 

Een gesprek met een zo belangrijk personage levert vanzelfsprekend meer inzichten op dan, in kort bestek, onder woorden kan worden gebracht. Er is dus een selectie gemaakt. Toch zal lang niet iedereen dit gesprek kunnen waarderen. Een Tijdgeest, zo is ons gebleken, zegt nu eenmaal niet altijd de dingen die aangenaam zijn of voor de hand liggen. Hij streelt de cultuur-pessimisten niet, noch wil hij in het gevlei komen bij de evolutionistisch-optimisten. Uiteraard prijst en wijst hij op veranderingen die uit z'n eigen koker komen. Daarom worden alleen zij die op rijpere leeftijd zijn, de gave des onderscheids enigszins hebben ontvangen en hun jeugd niet al te slordig hebben besteed, tot lezing uitgenodigd. En zelfs zij kunnen nu nog tot afzien van verder lezen besluiten.

 

Een interviewer aan wie het voorrecht van een dergelijk interview te beurt valt, vraagt zich wel af of hijzelf nu wel de juiste persoon is om zulk gewichtig werk te verrichten. De kans op herhaling valt nauwelijks binnen één generatie te verwachten! Immers wanneer een Tijdgeest een reële macht wordt en iedereen op zijn handelen anticipeert, wordt zijn werk veel moeilijker. De activiteiten van een Tijdgeest sorteren nu eenmaal het meest effect wanneer ze niet worden opge­merkt, dan wel gebagatelliseerd. Dat wij niettemin de gelegenheid te baat hebben genomen, moet worden gezien in het licht van een uitnodiging die wij terzelfder­tijd ontvingen. Het betrof de invitatie een bijdrage te leveren aan het Liber Amicorum dat ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag aan dr F. de Graaff wordt aangeboden. Deze persoonlijke uitnodiging en de zekerheid dat dr De Graaff een vriend is die onze vrijpostigheid om dit voorrecht voor onszelf te houden zeker zal billijken, hielpen ons over onze aarzelingen. De tijd is gewoon rijp.

 

 

 

2.  Tijdgeest, mammon en de god van het economisch leven.

 

[Wij]    Allereerst willen wij U hartelijk danken voor het feit dat U in dit jachtige economische leven tijd wilde vrijmaken voor een interview.

 

[T.M.]    Wel, ja, het is natuurlijk een bijzondere gunst. Aan de andere kant - jullie danken dit voorrecht meer aan het feit, dat ìk de tijd rijp vond dan aan iets anders. Ik zit inmiddels zo vast in het zadel en word in jullie gewesten zo ernstig aanbeden dat enige zelfspot mij als heel weldadig voorkwam. Ha, een Tijdgeest lijkt soms op iemand die op een stier rijdt: hij moet vooral in het zadel blijven. Maar ik heb nu het gevoel dat dat zadel een leunstoel op een draagbaar is geworden.

 

Wat doet een Tijdgeest in zulke omstandigheden? Hij relativeert zijn eigen betekenis. Bij voorbeeld door de dingen in een wat breder perspectief te plaatsen. Dat is vooral nodig voor al die bijziende priesters (= economisten, GD) die zich onder mijn stoel bevinden. Overigens, over jachtig leven gesproken, tijd heeft voor een Tijdgeest een andere betekenis dan voor jullie. Het valt zeker buiten het bestek van dit interview om daar verder op in te gaan. Wel mag ik jullie fantasie prikkelen door op te merken dat je versteld zou staan als je wist met hoe weinig beweging van mijn kant ik hoe lang en hoeveel beweging van jullie kant kan veroorzaken.

 

[Wij]    Uw macht en dominie zijn inderdaad gigantisch. Hoe bereikt een Tijdgeest zo'n positie? Wat zijn de aandrijvende krachten? Is het vooral een kwestie van begeerte en geldzucht aanwakkeren?

 

[T.M.]    Het is duidelijk dat ik met krachten en machten moet omgaan die niet mis zijn. Die gaan jullie verbeelding ver te boven. Dat is maar goed ook. Hoewel, als jullie wat beter zouden zijn ingewijd dan zouden allerlei lichtzinnigheden met betrekking tot markt en economie niet zo kwistig worden rondgestrooid. De geldzucht en de begeerte zijn niet de instrumenten waarop ik mij verlaat. Dat wil overigens niet zeggen dat ik ze niet af en toe benut. Het zijn krachten die reëel zijn, maar er zijn machten die de bronnen van deze krachten beheersen. Maar hoe dan ook, het is onjuist om geldzucht tot mijn bedrijf te rekenen. Het is ook onjuist om mij als de hoogste macht met betrekking tot het economisch leven te beschouwen. De meerderheid van de mensen doet dat wel. Zij vragen niet meer dan ìk kan geven. Dat maakt mijn werk zowel eenvoudig als moeilijk, namelijk hoe breng ik ze verder?

 

[Wij]    U spreekt over Uw superieuren. Wie zijn dat?

 

[T.M.]    Mijn eigenlijke chef is de god van het economisch leven. Zijn tegenstrever is de mammon. De mammon is niet mijn chef, maar zijn macht is wel superieur aan de mijne. Hij is nog voor slechts weinigen een (oude) bekende. Door velen wordt hij met mij of met mijn baas verward. Althans, in jullie gewesten. Hier, in onze sferen weten wij wel beter. Zowel mijn eigen baas als mammon zijn sturend bezig en maken gebruik van krachten en activiteiten die voor hun gegevenheden zijn. Alleen, als mammon zou sturen dan zou dat bij een gegeven economisch doel systematisch leiden tot het gebruik van de verkeerde middelen. En dat is kwaad. Mammon staat dus aan de kant van het kwade. Mijn baas probeert dat te verhinderen. Hij staat dus aan de kant van het goede. Ach ja, wellicht heeft een zekere Nietzsche aan het gebrek aan inzicht in goed en kwaad met betrekking tot het economisch leven gedacht toen hij zei:

 

        "Om de mens kun je lachen, je kunt er om wenen, in elk geval moet er wat anders komen".

  

[Wij]    Maakt het wat uit? In de economie gaat het over geld en het geld wordt de wortel van alle kwaad genoemd.

 

[T.M.]    Die uitspraak is een waarschuwing, maar het is een waarschuwing die reeds lang in de wind is geslagen En het is daarom dat machten als mammon zowel als de god der economie zijn versterkt. In het bijzonder vloeit mijn aanstelling en optreden daaruit voort. En het is om die reden dat ik macht heb gekregen.

 

[Wij]    Neemt U ons alstublieft niet kwalijk dat wij dat onderscheid tussen U, Uw baas en mammon (nog) niet goed voor ogen hebben. Maar met het citaat "het geld is de wortel van alle kwaad" wordt naar ons oordeel aangegeven dat U en Uw superieuren toch tenslotte allemaal onder 'de overste van deze wereld' ressorteren.

 

[T.M.]    Het citaat is bekend (er staat overigens 'geldgierigheid') en de opmerking dat ik onder de overste van deze wereld zou horen is ook niet nieuw voor mij. Mag je hieruit dan de conclusie trekken dat alle economisch handelen kwaad is? Of druk je hiermee een visie uit die er op neer komt dat het eigenlijk kwaad is om met geld om te gaan, maar dat dit kwaad noodzakelijk is en dus al met al niet zinledig is dan wel met een knipoog mag worden afgedaan?

 

Ik neem even de tijd om jullie wat meer duidelijkheid en inzicht te verschaffen. Kijk, alles in jullie wereld tintelt van activiteit. Het simpelste onkruidje is levendiger en mooier dan de schoffel van de tuinman. 22 Het water stroomt, er staat druk op en het moet soms in banen of kanalen worden geleid. Zo ook in het menselijk handelen. Waar komt die druk(te) in het maatschappelijk leven vandaan? Hier vandaan, dat ieder mens één diep ingewortelde behoefte in zijn leven meedraagt, namelijk om met zijn eigen bijzondere gaven werkzaam te mogen zijn. Om te mogen komen tot de volle ontplooiing van het innerlijk zijn, zó dat de verschillende goede krachten waarmee een mens geboren werd, ook werkelijk tot uiting komen. Ieder mens zoekt een plaats waar hij zich geven kan, waar het eigene van het leven tot zijn recht komt. Dat ideaal is een groot en redelijk ideaal. Het veronderstelt dat jullie in een zinvolle wereld leven. 7

Stel nu daar tegenover de waarneming dat ontzaglijk veel mensenlevens onbevredigd, nutteloos verlopen. Tussen haakjes weten jullie hoe dat komt? Voor die allen is het geld (of verstrooiing) de troost die de innerlijke onvrede wegschertsen kan. Het geld geeft accent, het onderstreept het woordje 'IK', het maakt dat mensen zich weer wat gaan voelen, dat ze gaan denken dat ze iets zijn. Daarom verhoogt het hun waarde, althans het besef van hun waarde. Bovendien schenkt het geld hun het vermogen om zich meer en beter te ontplooien en zo hun ideaal te benaderen.

 

Geld geeft de mogelijkheid tot levensontplooiing. Het ontsluit zelfs de universiteiten en de boekenwereld. Het geeft mogelijkheden tot verfijning van de geestontwikkeling, van het verstand. In het leven biedt het de weg tot verant­woordelijker ambten, waarin zich de volle persoonlijkheid meer geven kan. Daarom zijn er zoveel goede ouders die dromen van geld, die worstelen om geld, opdat ze hun kinderen dat alles bieden mogen. In dat alles zijn echter ook illusies ingeslopen. Geld ontsluit wel de deuren tot alle goederen, maar tot de echte rijke goederen niet. Noch liefde, noch gezondheid, noch verstand, noch innerlijke blijdschap zijn voor geld te koop. Het enige wat jullie leven juist mooi maakt, kan geld niet geven. Al schijnen velen van jullie dat te denken. Dat komt, omdat geld jullie dikwijls alleen een accent geeft door bij anderen dat accent weg te nemen. Het geeft jullie soms alleen goederen ten koste van anderen en ten koste van andere goederen. Het geeft in deze eeuw behaag­lijkheid, soms zelfs aantoonbaar ten koste van jullie nageslacht. Op talloze wijzen heeft men in de literatuur en in volksgezegden gepoogd dit alles vast te leggen. Voor jullie is dit nooit zo fijnzinnig in vertelling neergelegd als door de schrijver Anne de Vries in zijn boek  Bartje zoekt het geluk. 32

 

[Wij]    In diepste wezen dus liegt het geld?

 

[T.M.]    Dat is zo. Maar toch! Toch moet de omgang ermee bijdragen aan zingeving of, anders gezegd, aan de heiliging van de mens. Geld verdeelt nu eenmaal schaarse goederen, het verdeelt mogelijkheden. Door dat duidelijk te laten zien draagt de god der economie bij tot het bewerken van een heiliging van de mens. In het domein van de economie gaat het immers om keuzes maken. Alsmaar meer keuzes. Het leven is één verschrikkelijke keuze, economisch beschouwd. Welnu in de richting, de intentie van al die dagelijkse keuzes ligt een fundamentele keuze: namelijk gaat het om het 'hebben' of om het 'zijn'? Ook met betrekking tot economische goederen. Anders gezegd, zoals in jullie Boek staat: wat baat het de mens als hij heel een wereld zou winnen ('hebben') en hij zou schade lijden aan zijn ziel ('zijn')?

 

[Wij]    Als wij het goed begrijpen, is het geld één van die zaken waaraan wij mensen getoetst worden; het geld en de markt als smeltkroes? Bedoelt U dat?

 

[T.M.]    Jullie trekken de conclusie die je in de mond wordt gelegd. Ja wel, in zekere zin is het zo te beschouwen. Maar zou je niet beter kunnen zeggen dat het geld het rad van Uw geboorte ontsteekt? Denk aan de vraag die ik straks heb gesteld. Hoe komt het dat zoveel mensenlevens onbevredigd verlopen? Waarom bezit het geld zo'n toverkracht, zo'n romantische gloed?

 

Het geld legt koningsmantels om slavenzielen, maar het kan ook grote en sluimerende gaven tot ontplooiing brengen. 6 In beide gevallen geldt dat het geld zijn kracht put uit de diep gewortelde behoefte om als mens iets met zijn gaven te kunnen doen. Een ideaal nogmaals, dat zijn wortel heeft in krachten gericht op het dienen van een zinvolle wereld.

 

[Wij]    Geld put dus zijn kracht uit grote en redelijke idealen. Maar daarom kan het zelf nog wel vals zijn?

 

[T.M.]    Bezie zaken als economie, geld en markt vanuit het gezichtspunt dat goed en kwaad er in verweven zijn. Jullie mensen worden tot handelen geroepen. Het beeld van een smeltkroes is nog niet eens zo gek: goed en kwaad blijven lang dooréén gemengd maar worden uiteindelijk wel gescheiden.

 

Om deze dingen te begrijpen gaan wij in onze gewesten uit van een hypothese omtrent de werkelijkheid in jullie wereld. Accepteer je een veronderstelling om een complexe werkelijkheid te verklaren dan kan 

zo'n hypothese alleen worden getoetst als je hem voor wáár houdt. 'An hypothesis needs belief in order to be tested.' De hypothese die ik bedoel is bij jullie bekend onder de term 'zondeval'. Het is voor mij, die besta buiten de vrijheid die jullie is gegeven, niet meer dan een verlegenheidsoplossing. De zondeval-hypothese is voor mij nodig om een complexe werkelijkheid te kunnen verklaren. Volgens deze hypothese is de zin van de economie, de rol van het geld, de macht enzovoort te verklaren door aan te nemen dat er op het sterke en goede wordt geparasiteerd. Het is enerzijds vatbaar voor bederf, anderzijds wordt er ook voortdurend nieuwe weerstand ingebracht. Weerstandsverhogende instrumenten hebben hun aangrijpingspunt op het gedrag van mensen. In dat vlak moeten jullie ook mijn taak zien; nieuwe ethiek in het economisch verkeer tussen mensen, dat is namelijk de goede kant van de marktorde. De zondeval heeft jullie krachten in verkeerde richtingen gedreven. In het bijzonder is het in de afgelopen jaren fout gegaan doordat mensen voor zich zelf allerlei machtstructuren gingen bouwen.

Er is wel een diep en onuitroeibare behoefte aan God in de mens, maar die drang wordt bevredigd, zo schijnt het de mens, door het hebben van geld, macht en zekerheid. Er zijn echter grenzen, er is schaarste, hoe knap sommige samen­levingen dat ook weten te verbergen. Ja, zelfs al wist men de schijn van overvloed te wekken. Wat is nu de functie van het marktmechanisme? De functie is om mensen zoveel mogelijk keuzeruimte te geven en om de consequenties van een keuze zo breed en voor iedereen zo helder mogelijk weer te geven.

 

[Wij]    Is dat dogma van de zondeval niet achterhaald? Is dat niet een fase in de geschiedenis van de mensheid? Wij maken toch een leerproces door en wij zijn er ook beter aan toe dan ooit.

 

[T.M.]    Het is alsof ik J.M. Keynes weer hoor praten. Toen in 1930 heel de wereld gebukt ging onder een economische depressie voelde hij zich gedwongen om te denken over de 'economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen'. Hij kwam tot deze conclusie:

 

"De dag is wellicht niet eens zo heel ver af dat iedereen rijk zal zijn. Maar wees wel op uw hoede. De tijd daarvoor is nog niet gekomen. Nog minstens 100 jaar moeten wij ons zelf en iedereen wijs maken dat eerlijk gemeen is en gemeen eerlijk; want gemeen is nuttig en eerlijk niet. Hebzucht, woeker en voorzorg moeten nog een tijdlang onze goden zijn. Want alleen zij kunnen ons uit de tunnel van de economische nood naar het daglicht leiden." 18

 

Keynes dacht dus ook dat het om een fase in de geschiedenis van de mensheid ging. Heel naïef van zo'n groot economist.

 

[Wij]    Toch vinden wij dit een heel interessant citaat. Immers blijkt dat Keynes de geldgierigheid aanprijst. Hij was er kennelijk van overtuigd dat dat de motor van de economie is.

 

[T.M.]    Het is jammer voor Keynes dat hij niet heeft kunnen kennis nemen van wat ik jullie hiervoor heb verteld. Keynes verwarde namelijk de oerkrachten die in de mens actief zijn met de krachten die, volgens de zondeval-hypothese, op de oerkrachten parasiteren en die doen ontsporen. Het is dus niet nodig om hebzucht, woeker enzovoort de voorname karakter-eigenschappen van de mens te laten zijn (zodat het pronkjuweel van de Schepping tot de homo-economicus ineen schrompelt) ten einde een economie goed te doen functioneren.

 

[Wij]    We moeten dus van het goede van de mens uitgaan?

 

[T.M.]    Niet zoals het popcorn christendom en het humanisme geneigd is dat te doen! 21

Immers, hoe zou je dan, stel ik dan als wedervraag, moeten verklaren dat er zoveel verkeerd gaat in jullie wereld? Het is Blaise Pascal geweest die de verwevenheid van goed en kwaad in het karakter van jullie maatschappelijke orde treffend heeft verwoord. Het resultaat is minder cynisme dan Keynes en meer realiteitszin dan de humanisten en de popcorn christenen. In de Pensées 26 merkt Pascal op dat het

 

"billijk is dat wat recht is gevolgd wordt", maar dat het "noodzakelijk is dat wat het sterkst is gevolgd wordt. Recht zonder macht is machteloos, macht zonder recht is dwingelandij. Recht zonder macht wordt weersproken, omdat er altijd bozen zijn, macht zonder recht wordt beschuldigd. Men moet dus recht en macht bijeenvoegen en daarvoor moet wat recht is sterk worden gemaakt of wat sterk is recht. Recht is aan betwisting onderhevig, macht is zeer goed herkenbaar en onbetwist. Zo heeft men geen macht aan het recht kunnen verlenen, omdat macht het recht weersprak en zei dat zij zelf recht was. En aldus heeft men, daar men het recht niet sterk kon maken, wat sterk is tot recht gemaakt."

 

Welnu, de markt is een sterke ordeningsvorm en die moet tot recht worden gemaakt. Dat om drie redenen:

a. om orde te scheppen in een gekkenhuis, 27 dus dat jullie elkaar niet te veel kwaad doen en

b. om te voorkomen dat jullie al te snel de eindige schatkamers van de Schepping zouden plunderen.

c. om alle ontwikkeling en correctie, zoveel als mogelijk over de band van de persoonlijke vrijheid te spelen.

 

[Wij]    Uw missie luidt dus, kort gezegd: verhoog de weerstand tegen de boosheid van de mensen. Welke middelen hanteert U daarbij? Maar eerst nog even dit: waarom breekt U de macht van mammon niet af?

 

[T.M.]    Ik heb inderdaad als opdracht de weerstand tegen de verkeerde krachten in jullie te verhogen. Ik richt me daarbij op de omgeving en de instrumenten die jullie hanteren. Dat is ook vrij logisch, dacht ik, immers is het verkeerde vaak niet anders dan het nastreven van op zich goede zaken met verkeerde middelen?

 

Overigens is het weerstand verhogen te zien als een genadegift van de Allerhoogste. Iemand heeft het verschijnsel ooit Gemeene Gratie genoemd. Het is een reële invloedssfeer sedert die invloeden in de schepping kwamen die ik straks met de 'zondeval hypothese' heb geduid. Laat ik een paar van de weerstanden benoemen. Na die zondeval is de eerste weerstand: de dood. Een belangrijke weerstand. Stel je voor dat de mens eeuwig zou zijn blijven leven en tegelijkertijd exponentieel in het kwade zou toenemen. Na de zondvloed neemt de weerstand nog veel sterker toe. Mensen worden minder oud, er komt de spraakverwarring en, tenslotte, er worden wetten aan Israël gegeven. Van belang is dat deze wetten ook de economische orde sterk beïnvloedden. Kennis van de herverdeling van rechten, hersteljaren enzovoort zijn ook voor mijn werk nu van belang. Het belangrijkst mag ik wel zeggen. Spraakverwarring en het bekorten van de leeftijd hoeft niemand jullie meer te leren. Ja, mijn chef heeft nog wèl wat te doen daar bij jullie. Goeiedag, zeg.

 

Nu nog even over de vraag in hoeverre ik niet de opdracht heb om mammon schadeloos te maken. Die opdracht heb ik maar met dien verstande dat dit over de band van maximale keuzevrijheid voor jullie wordt gespeeld. Dat neemt niet weg dat ik probeer te voorkomen dat hebzucht het laatste woord heeft en wordt aangewakkerd. En er is de randvoorwaarde dat jullie vrijheid om te kiezen boven het resultaat gaat. Ik moet het dus hebben van het vergroten van het realiteits­gehalte van de kosten en opbrengsten van jullie keuzen en de werkelijke waarden achter de waardering. Wat mij betreft mag je elke fuik inzwemmen, maar ik moet het je laten weten. En daarbij is de markt slechts een middel, een 'dienaar'.

 

[Wij]    Kunnen wij leren van de kapitalisten van het Oude Testament: Abraham, Boaz enzovoort?

 

[T.M.]    Het zijn geen kapitalisten geweest in de economische betekenis. Een kapitalist treedt op in een kapitalistische economische orde. Dat wil zeggen een orde waarbij wetten, organisatie en instituties van het economisch leven gericht zijn op schaarste en wel schaarste van kapitaal, vermogen en zeggenschap over dat vermogen. Abraham was wel rijk, maar had bijvoorbeeld maar weinig grond als bezit: genoeg voor een graf. Overigens zijn kapitalisten niet altijd recht gedaan ten aanzien van hun optreden, bij voorbeeld tijdens de industriële revolutie. Tijdens en direct na de economisch-industriële revolutie was Europa economisch en sociaal zo georganiseerd dat een maximale groei van kapitaal mogelijk was. Terwijl er een zekere voortdurende verbetering van de omstandigheden van het dagelijks leven van de massa van de bevolking plaatsvond was de samenleving zo geordend dat een groot gedeelte van het toegenomen inkomen onder controle kwam van de klasse die dit inkomen het minst waarschijnlijk zou consumeren. De nieuwe rijken van de negentiende eeuw waren niet opgevoed met hoge uitgaven en gaven de voorkeur aan de macht die investering hen gaf boven het genot van de directe consumptie. 17 Het was in feite de ongelijke verdeling van rijkdom die de enorme groei van kapitaalgoederen mogelijk maakte. Hier lag toch een rechtvaardiging van het optreden van kapitalisten en het kapitalistisch systeem dat het alles een bijdrage leverde aan de verbetering van de omstandigheden van de armen, hoofd­zakelijk de arbeiders. 30 Deze waren in Engeland van hun grond af gezet bij de Enclosure Movement, een schrikkelijke onttrekking van rechten. Na de industriële revolutie is het de massa-consumptie die de motor is van het kapitalisme.

 

Zowel Abraham en Boaz waren wel zeer rijk, maar dat was rijkdom in een andere orde. Het was rijkdom in een rentmeestereconomie. 'Hebben' en 'zijn' waren niet zover losgekoppeld als in Uw consument-gedreven economie. Markten en markt­transacties vonden plaats maar waren ingebed in een geheel van rechten en plichten en de herverdeling daarvan in de tijd. (Jeremia gebruikt overigens de aankoop van een akker van zijn neef om er de zekerheid van Gods beloften mee te onderstrepen. Vermeld wordt dat deze aankoop schriftelijk werd vastgelegd met twee kopieën die door een priester in de hoofdstad werden bewaard.) 9

 

[Wij]    Mogen wij concluderen dat Uw optreden in die zogenaamde rentmeester-economieën niet nodig was?

 

[T.M.]    Die conclusie is juist. In jullie economische orde zijn transacties sterk psychologisch of sociaal-psychologisch bepaald. In een rentmeester-economie zijn ze ecologisch (wat is de draagkracht van het land) en sociaal of cultureel ingebed. Het woord cultureel moet hier worden gezien als afgeleid van cultus en van theocratische orde. Een rentmeester moet rekenschap geven. Marktgedrag voltrok zich boven­dien in een sterk rhythmisch of cyclisch kader. Behalve het dag-nacht rhythme, de seizoenen en, wie weet, de zonnevlekken cyclus in de graanopbreng­sten, waren er de bijzondere tijden en jaren. Het bekende jubeljaar herinnerde eraan dat men met zijn eigendommen straks anderen zou moeten vrij kopen. Het eigendom was verbonden met maatschappelijke plichten. 10

 

Maar het is juist dat ik in die economieën niet of nauwelijks ben ingezet.

Over die situatie weet ik wel dat Collega Tijdgeest Rentmeesterschap nogal wat werk heeft verricht om mensen tot handelen aan te zetten en te voorkomen dat ze bleven afwachten en slechts aten wat het land bracht. Risicomijdend gedrag was een groot probleem. Overigens weten wij dat de God der goden het volk Israël heeft geleid zonder Tussenpersonen en Tijdgeesten.

 

[Wij]    Wat is het kenmerk van Uw optreden in deze tijd? Zien wij Uw optreden in zulke kreten als: 'De markt moet het doen?' Eerlijk gezegd, daar worden wij wel eens een beetje misselijk van. Ook de opvatting, 'de samenleving is niet maakbaar'. Ondertussen schijnt het een vrijbrief te zijn voor ongebreidelde en dure massifica­tie, want behalve de massa-consumptie wil de westerse mens zich ook nog onder­scheiden. Commerciële bedrijvigheid reikt daarbij de helpende hand door zich te bedienen van psychologische diversiteit en segmentatie. Ieder kan zijn eigen merk shirt, sportschoenen, auto enzovoort aanschaffen. Hoe wilt U dat tegengaan en wat moet er van terechtkomen als U die mooie marktorde nog eens gaat versterken?

 

[T.M.]    Mijn missie is in de eerste plaats mensen de consequenties van hun daden en van de ordening die ze hebben ontwikkeld te laten zien. Dat is punt één. In de tweede plaats is het mijn taak om de markt als een gedragscode te promoten. Beide doelstellingen zal ik toelichten. Ik merk daarbij op dat mijn werk zowel in West- als in Oost-Europa zeer urgent is geworden. Hoewel het enigszins buiten het bestek van dit gesprek ligt wil ik toch wel kwijt dat de economische ordening van zowel het kapitalistische systeem als van de communistische ofwel plan-socialistische economie op een verkeerd mensbeeld berusten. In de economische orde van het Westen gaat men er in toenemende mate van uit, dat de psycho­logische behoeftenschema's het laatste woord moeten hebben. Dat is een systematische toepassing van de opvatting dat welvaartsvermeerdering niet moet worden getoetst aan ethische beginselen maar omgekeerd, dat het economisch proces van vermeerdering van goederen (fysieke welvaart) bij voorbaat als een ethisch verantwoorde zaak kan worden aangemerkt. Dit komt voort uit het zogenaamde utilitarisme. De vader van deze moraalfilosofie J. Bentham stelde dat alleen het nuttigheidsprincipe aangeeft wat mensen en overheden behoren te doen. Handelingen moeten niet op motieven maar op effect worden beoordeeld meende hij. Plezier is het enige goede, pijn is het enige kwade. Jullie Goudzwaard citeert de kern van Benthams filosofie uitvoerig. 13 Het is zijns inziens van de grootste betekenis geweest voor de ontwikkeling van jullie economische orde. Herinner je ook wat Keynes heeft gezegd. De natuur, zei Bentham, heeft de mensheid geplaatst onder twee souvereine meesters, de pijn en het plezier. Het is alleen aan hen voorbehouden om aan te wijzen wat wij moeten doen, als ook te bepalen wat wij zullen doen. Aan de ene zijde is de standaard van goed en kwaad, aan de andere zijde de keten van oorzaak en gevolg aan hun troon vastgeketend. Zij beheersen ons in alles wat we doen en het principe van het nut erkent deze onderworpenheid.

 

Zelfs, al vult men dit principe in met de doelstelling 'the greatest happiness for the greatest number' zoals Bentham zelf deed, dan nog leidt het tot een mensbeeld dat niet deugt. Het is zowel te optimistisch als te zwartgallig. Te optimistisch is het om het marktgedrag als maatstaf van de bewerking van de Schepping te hanteren en te denken dat de markt wel zorgt dat het allemaal goed komt. Te zwartgallig is het omdat het de mens ziet als dat naargeestige wezen dat in de literatuur de 'homo economicus' is gedoopt. Dan het mensbeeld dat tot voor kort in het Oosten van Europa tot systeem werd verheven. Dat komt er op neer dat alleen de fysieke behoeften tellen. De plan-economie heeft te zorgen voor eten, deksel en dak. Vervolgens moeten mensen zich kunnen verplaatsen en moet men aan cultuuruitingen kunnen deelnemen. That's about it. Ja dat dacht men! Bovendien scheidde men de beloning van de produktieve inspanningen en ging van gelijkheid uit, niet inziend dat gelijkheid een onnatuur is. Bovendien werden prikkels of aanmoedigingen zich in te spannen zoals dat bij een concurrentiesituatie het gevolg is niet nodig geacht. Ook dat is een grote misvatting gebleken. Tenslotte nam men de mens zo zijn individuele vrijheid en - vooral - verantwoordelijkheid af. Je ziet dan ook dat juist in de Oost­europese landen het natuurlijk milieu op grote schaal 'opgevreten' is.

 

[Wij]    Mogen we hier even tussen komen. Het communisme tempert toch wel de uitwassen van de menselijke begeerte in zoverre als dit systeem naar gelijkheid streeft?

 

[T.M.]    Zeker, zowel het communisme als ook het kapitalisme temperen de uitwassen van de ongelijkheid enigszins. Het kapitalisme maakt er tevens gebruik van, als je dat tenminste zo kunt zeggen. 12

 

[Wij]    Maar wij vielen U in de rede. Het ging vooraf om de twee hoofdelementen van Uw missie.

 

[T.M.]    Ja, het heeft er wel mee te maken uiteraard. Mijn opdracht luidt ten eerste om de mensen de consequenties van hun handelen te laten zien. De markt is het onder­werp van een Tijdgeest geworden om weer iets van individuele vrijheid te laten zien. Het gaat uiteindelijk om het doen van keuzes. Daarbij gaat het steeds om goed en kwaad en de keuze daar tussen. Nu het economische alle menselijke rela­ties heeft doordesemd, is het mijn taak om het doel van het economisch handelen te plaatsen in het perspectief van de vrijheid van keuze. Je kunt stellen dat je elk moment een keuze doet die ook anders had kunnen zijn. Maar omdat de ethische beginselen geheel door nuttigheidsrelaties zijn vervangen, is elke keuze een sprong in het duister of deterministisch gezegd: geheel gepredestineerd. Dit ligt dichter bij elkaar dan je op het eerste gezicht zou denken. Het is mijn taak om met simpele middelen, zoals 'profijtbeginsel' en het verhandelbaar maken van 'milieurechten' en straks ook 'ontwikkelings- en leefrechten', jullie de werkelijk­heid onder ogen te houden. Maar dan onder de voorwaarde van persoon­lijke vrij­heid en verantwoordelijkheid. Al die keuzen die je doet, vormen stappen die je toekomst bepalen in het hier en nu en voor jullie onsterfelijke zielen in het hiernamaals.

 

Het helder voor ogen stellen van keuzes is dus om, waar ethiek het handelen hoorde te bepalen, het nuttigheidsprincipe ook op langere termijn geldelijk te laten doorwegen. Dat zal er toe leiden dat er weer gediscussieerd zal worden over economische grondrechten en daarmee ook ethische beginselen. In het bijzonder wil ik jullie wereld wakker maken zoals de verloren zoon wakker werd bij de zwijnendraf. Ecologisch gezien heeft het Westen zijn erfdeel vrijwel opgeteerd: het milieu. Omdat het milieu door jullie beschouwd wordt als een onuitputtelijke bron voor de produktie van 'nut' breng ik het onder jullie aandacht als ECO Systems BV met een beperkte voorraad essentiële goederen. 28

 

De kapitalistische economie richt zich op vergroting van nuttigheid overeenkom­stig menselijke behoeften schema's. Dat wordt wel bereikt maar ten koste van een toenemende chaos in de ECO Systems. De draagkracht van de schepping en het herstelvermogen zijn niet oneindig. Nu is die chaos weliswaar enigszins onvermijdelijk, maar bij een vergaande aanpassing van behoeften kan de duur­zaamheid uiteraard wel zeer gunstig worden beïnvloed, dat betekent dat jullie gedurende jullie leven minder van de diensten van ECO Systems verbruiken. De ECO Systems van de aarde vormen, in de taal van jullie cultuur, een omvangrijke en onmisbare reeks verborgen diensten. Zij zijn de motor op het wiel van jullie economische orde. De diensten waren tot nu toe echter geheel gratis. Voor een deel blijft dat wel, maar voor een deel is duidelijk geworden dat het schaarse bronnen zijn. Dat betekent niet anders dat ze onderdeel worden van het dagelijks handelen, van de keuzes die jullie elke dag maken.

Het gaat hier om een ingrijpende verandering in jullie leven. De keuzes kunnen alleen met behoud van persoonlijke vrijheid worden gemaakt indien het kiezen op marktconforme wijze plaatsvindt. Dan wordt een stukje schepping in de marktorde betrokken en staan jullie voor de vraag hoe rechten moeten worden verdeeld, alvorens er in gehandeld kan worden. Langs deze weg zal ik ook bereiken dat mensen economie anders gaan zien en ook schoon water, schone lucht, betere perspectieven voor hun kinderen en voor de mensen ver weg als economische goederen gaan waarderen. Dat doe ik door een nieuw, wat anders gericht 'groei-geloof' te stimuleren. Ik geef mensen het gevoel dat er wat te verdienen valt. In zekere zin is dat ook zo. En dat wordt meer het geval als jullie je waarden en normen aanpassen. Deze markt-geest hier zal jullie een eindje op weg helpen. Alleen ik kan jullie namelijk nog beschreeuwen. Collega Rentmeesterschap heeft het bij jullie moeten opgeven.

 

[Wij]    Toch, dat idee van die verhandelbare milieurechten - wordt Uw Heer daar wel mee geëerd. Om de waarheid te zeggen: het komt ons rondweg duivels voor. Handel in iets wat je eigendom niet is; rechten geven op iets wat helemaal niet zou mogen en er dan ook nog geld aan verdienen. Kom nou!

 

[T.M.]    Mijn Heer heeft mij ook hier weer een corrigerende rol toebedeeld. Het duivelse zit hem niet in het correctiemechanisme, maar eerder in de val waarin jullie je bevinden. Niemand van jullie is zonder de fundamenteel kwalijke trekjes van begeerte, egoïsme en hoogmoed. Het zogenaamde consumentengedrag is de legali­serende term van zowel deze kant van jullie als van het gewoon goed huismoeder of huisvader zijn. Nu valt mij op dat mensen zoals jullie liever het principe 'de vervuiler betaalt' willen hanteren, dan het marktprincipe toepassen op milieu, inclusief de verhandelbaarheid van milieugebruikersrechten. Zijn de intenties en de effecten van dat principe wel zo mooi als jullie denken? Zal dat niet neerkomen op 'de produkten die ik koop zijn onder milieu-vervuilende omstandigheden geproduceerd dus moet ik betalen om de gevolgen daarvan te corrigeren. Als ik maar betaal dan is het goed'. Het is duidelijk dat de ongelijkheid in koopkracht zo ook ten aanzien van milieu-effecten doorwerkt. Op zijn best worden de bedrijven door verplichtingen, verordeningen en verboden gedwongen schoon te produceren en dan is het effect vergelijkbaar met milieu een schaars en dus marktbaar goed te maken. Toch is de prikkel om schoner te zijn nooit zo universeel als bij verhandelbare milieu-rechten. Want bij dat principe betaalt de vervuiler namelijk net zo goed: dat is de uiteindelijke verbruiker. De markt geeft echter de beste garantie voor vrijheid van keuze en voor creativiteit bij het vinden van oplossingen bij beperkende omstandigheden.

 

Zoveel mogelijk krijgt iedereen direct het effect van zijn handelen te verwerken. Het gaat echter in de milieu-economie nog niet om absolute waarden, maar om richting en snelheid van verandering. Het marginaliteitsprincipe zeggen mijn hulpjes (de economisten, GD) Elke keer gaat het om een stapje. Voor elk stapje een keuze. Keuze, dat is de beperking door het marktmechanisme. Keuze, keuze, keuze, mensen. Daar zal ik jullie mee confronteren. Keuze, there is no such thing as a free lunch. 2 Kiezen zullen jullie tot de metafysische vraag volgt op de economische vraag. 3 Tot het jullie om de absolute en niet meer uitsluitend om de marginale waarden gaat.

 

[Wij]    Dat van die richting en snelheid van verandering snappen wij nog niet goed.

 

[T.M.]    Jullie zijn niet de enigen aan wie het inzicht in de sterktes en zwaktes van de markt ontbreekt. Laat ik ter illustratie een analogie maken met de opvoeding in een gezin. De vader heeft de leiding. Hij geeft ieder het zijne en verdeelt de taken. Hij ziet er op toe dat de huisregels worden geëerbiedigd. Zie hem als de personificatie van een economische orde. Hij bestraft de overtreder en straft als hij niet wordt gehoorzaamd. Hij beloont (maar niet zo vaak) het gewenste gedrag. Welnu, zo werkt jullie maatschappelijke economische orde niet. De economische orde is gericht op beloning en ontwikkeling, gericht op elk stapje in de goede richting. Auto's zijn nu veiliger dan vroeger en hun prijs is minder gestegen dan het gemiddelde inkomen. Vergelijk dus de economische orde niet met de harmonie van een gezin. Integendeel vergelijk de economie met een instituut voor moeilijk opvoedbare kinderen. Daar is gehoorzaamheidstraining of training in de richting van goed gedrag essentieel. Die training is gebaseerd op beloning. Elk klein stapje in de goede richting wordt beloond. Lees de handboeken er maar op na. Een voor­beeld. De leidster vraagt zo'n op te voeden kind: "Geef mij die handdoek daar op de stoel eens aan". Het kind kijkt naar de leidster en naar de handdoek daar op de stoel, maar verzet geen stap. Laat staan dat de leidster de handdoek wordt overhandigd. Een huisvader zou deze ongehoorzaamheid constateren en straffen. Het kind wordt echter door de leidster beloond. Waarom? Omdat het de twee eerste stapjes in de goede richting heeft gedaan: het keek de leidster aan en het keek naar de handdoek. "Goed zo!" zegt de leidster. Het kind had immers ook niets kunnen doen. Nu wordt het gestimuleerd de volgende keer iets verder te gaan. Er is een marktrelatie met de leidster ontstaan. Als het de volgende keer de handdoek beet pakt krijgt het kind een zoen. En als het de opdracht uitvoert wel twee dropjes. Dat is een eenvoudig maar treffend beeld van onze markteconomie: beloning en ontwikkeling. Niveaus zijn veel minder of niet belangrijk. Nee, het gaat om richting en snelheid van verandering. Wie beoordeelt die ontwikkeling? Dat is de markt: daar wordt de geldelijke uitdrukking van de dringendheid van onze behoeften geconfronteerd met de geld-kosten van de verwezenlijking van onze wensen. Een mooi voorbeeld van dat laatste, ter illustratie, heb ik ooit eens van meneer Jamin afgeluisterd. Toen meneer Jamin afscheid nam van zijn bedrijf zei hij tegen de medewerkers:

 

"Wat betreft de toekomst van ons bedrijf; maak je maar geen zorgen. Mensen zullen altijd blijven snoepen. Slecht voor de tanden? Och, gegeven 's mensen geneigdheid kan niemand zoveel bijdragen aan de oplossing van het probleem van tandbederf als wij, door minder cariës veroorzakende grondstoffen te gebruiken."

 

    Zo is dat.

 

[Wij]    Maar verstandige mensen zouden helemaal niet moeten snoepen.

 

[T.M.]    Nee, natuurlijk niet. Verstandige mensen hebben beoordelingscriteria ten aanzien van hun behoeften die van hogere orde zijn dan de sociale psychologie van de markt.

 

Kijk, de vrijheid van keuze is in de economie geen absolute vrijheid. Economische ontwikkelingen volgen hun eigen 'logica' en wetten. Technische ontwikkeling verloopt bijvoorbeeld via trajecten zoals de uitvinding van de verbrandingsmotor met een paar wielen eronder geleidelijk tot de moderne automobiel anno 1993 werd. Het proces is een technologisch paradigma. Hetzelfde zie je in het voorbeeld van KI in de veefokkerij: eerst KI, dan de selectiescherpte van vaderdieren verhogen (je hebt er maar een paar nodig), dan hetzelfde doen bij moederdieren door embryotransplantatie. Het laatste is vrij duur dus wordt gepoogd het geslacht van het jonge dier vooraf vast te stellen. Vervolgens als je iets hebt wat je wilde hebben dan vermenigvuldig je door te klonen. Bij dat alles zijn er nog te veel kansen op verrassingen, dus wordt, ten tenslotte, genetische modificatie geprobeerd. Deze voorbeelden maken duidelijk dat deze 'vooruitgang' haar eigen momentum heeft, zoals Henry Ford zei:

 

"Elke kleur is mogelijk, mits zwart".

 

De veranderende omstandigheden dwingen mensen om zich volgens bepaalde manieren te gedragen. Hun keuze-mentaliteit wordt dus door de omstandigheden gevormd. 31 Bovendien lijkt er sprake van irreversibiliteit in de persoonlijke keuzevrijheid te zijn. Ben je bijvoorbeeld even vrij om voor het 'goede' te kiezen als het 'kwade'? Wordt nu alstublieft niet boos, ik vraag alleen maar.

 

[Wij]    Betekent dat dat verstandige mensen zich zoveel mogelijk aan markten en markt-relaties onttrekken?

 

[T.M.]    Die gevolgtrekking is er weer naast. Dat betekent nou net niet dat de markt als modus van sociaal contact en interactie niet goed zou zijn. En daarmee kom ik op de tweede hoofdlijn in mijn opdracht bij jullie.

 

Dus, tenslotte, de markt als modus van sociale interactie. Marktrelaties hebben niet alleen te maken met kopen en verkopen. Ze leggen in het algemeen iets intersubjectiefs, iets objectiefs, in het onderling verkeer van jullie mensen. De abstracte marktrelatie past bij interactie van A en B even goed als bij C en D enzovoort. Dat komt omdat marktrelaties zijn gebaseerd op onderling vertrouwen. De markt is niet anders dan georganiseerd vertrouwen. Dat vertrouwen is gebaseerd op gebondenheid aan het woord. Dat is wat jullie altijd nog hebben: gebondenheid aan het woord. Denken jullie daar eens over na. Hoe komt het dat alle maatschappelijke instituties in het Westen, maar in het bijzonder Nederland, Groot-Brittanië, USA, Canada, dat vast hebben gehouden?

 

Dit vertrouwen hoeft echter geen verstrekkende persoonlijke relatie te betekenen. Het gegeven woord heeft betrekking op de termen van de transactie. Een belofte tot morgen geldt overmorgen niet; een tweedehands auto voldoet aan de gegeven specificaties; morgen leveren betekent ook: tot morgen is de verkoper verant­woordelijk enzovoort. Alleen bij relaties waarbij liefde of vriendschap in het spel is, gaat de gebondenheid aan het woord verder dan de termen van zakelijke transacties. De markt is dus second-best, de markt is in wezen onpartijdig en laat mensen vrij in interpersoonlijke relaties, gegeven de harde eis van woord houden. Mensen staan nu eenmaal in hun onderlinge relaties in economische verhouding. Zonder goede economische ordening kunnen mensen niet met elkaar omgaan. Als je dat niet gelooft, moet je eens in Joegoslavië gaan kijken. De markt geeft mogelijkheden tot interactie in een situatie van gebrek aan vriendschap, liefde of zelfs bij persoonlijke wederzijdse onverschilligheid met betrekking tot de niet-economische aspecten. Inderdaad, de markt-relatie is de second-best van alle menselijke relaties. Dat is ook een stuk van de verklaring waarom zovele refugiés ten tijde van de godsdienstvervolgingen in de zestiende en zeventiende eeuw in Nederland domicilie zochten. Het is ook de verklaring van het Nederlandse handelssucces in die tijd. Het is de verklaring waarom gedurende de 80-jarige oorlog de handel met Spanje ook in stand bleef. Het is tenslotte de verklaring die Max Weber onvoldoende heeft benadrukt in zijn poging om kapitalisme en calvinisme met elkaar in verband te brengen. Om de reveil van het woord en de ernst van de keuze is mijn dominie zo snel uitgebreid. Ik zal zo weerstand doen. Aan de hoge geestelijke dingen kom ik niet toe. Het hogere kan zonder het lagere niet bestaan in jullie wereld.

 

[Wij]    Mogen wij U, tot slot, nog een persoonlijke vraag stellen?

 

[T.M.]    Een persoonlijke vraag mogen jullie mij stellen. Een persoonlijk antwoord kan ik jullie niet geven. Dat blijft voorbehouden aan meer ingewijden. Uit jullie vragen blijkt wel enig inzicht, maar tot de ingewijden horen jullie zeker niet. Wees daarom voorzichtig met de resultaten van dit gesprek. En als wijzere mensen het jullie beter willen leren, wees dan zo bescheiden om je te laten onderwijzen.

 

[Wij]    Ziet U openingen voor succes op Uw werk? Is er bereidheid bij mensen om over de ethiek van de markt, en over ethiek van de besturing van het marktmechanisme te gaan nadenken?

 

[T.M.]    Kijk om je heen. Dan zie je dat de maatschappelijke structuren (in Oost- en West- Europa in het bijzonder) zijn vastgelopen. Beide gebieden zijn vrijwel volledig geseculariseerd. Beide gebieden worden gekenmerkt door gapende leegte, filo-sofisch, theologisch en - wie zal zich erover verwonderen - economisch. Uit die leegte gaapt men elkaar aan. De dreiging van onderlinge stammenstrijd neemt overal toe. Men weet niet meer hoe de oude structuren overeind te houden. Wat ik ook zie is echter dat men weer teruggrijpt naar oude geschriften. In het bijzonder ook het Oude Testament, de Psalmen en de allerruwste versies van de evangeliën. Men gaat weer oude regels uitproberen. Op kleine schaal, van mens tot mens. Als mijn priesters nu ook nog hun schijn-wetenschappelijke schijn-vastigheden durven loslaten en de vraag naar de grondslagen voor hun werk durven stellen, dan zijn we weer aan het bouwen. Maar ik houd er rekening mee dat het in mijn domein zal gaan zoals het meer is gegaan: de vernieuwing komt van de basis en later zal er weer een theorie bij worden ontwikkeld. Een ding zal ik ze duidelijk maken: dat de tijd voorts kort is. Daarover kan een Tijdgeest het laatste woord claimen.

 

 

 

 

 

 

 

1  De auteur heeft dankbaar gebruik gemaakt van kritisch commentaar en suggesties van prof. dr Arie Brand

2  Titel van een interview met Milton Friedman in Playboy.

3  "Ik zag een grote vergadering van reusachtige, onbeweeglijke gedaanten, allen in diep stilzwijgen staand rondom een kleine zilveren tafel, waar hun ogen op gevestigd waren. En op de tafel bevonden zich kleine figuren als schaakstukken, die af en aan liepen en 't een of ander deden. En ik wist dat ieder stuk het idolum of de representerende marionet was van een der machtige toeschouwende wezens. En de handelingen en bewegingen van ieder stuk vormden een levend portret, een naboot­sing of pantomime, die het innerlijkst wezen van zijn kolossale meester tekende. En deze schaakstukken zijn mannen en vrouwen, zoals ze zich zelf en elkander in deze wereld zien. En de zilveren tafel is de tijd. En zij die daar staan als toeschouwers zijn de onsterfelijke zielen van diezelfde mannen en vrouwen."[20]

4  Aalders, W., De tijdgeest weerstaan, Amsterdam 1984, blz. 251.

5  Banning, W., Machten en mensen, Haarlem 1959.

6  Bavinck, J.H., Het raadsel van ons leven, Kampen, blz. 61 en verder.

7  Bavinck, J.H., a.w., blz. 134, blz. 60.

8  Berkhof, H., Christus en de machten, Nijkerk 1952.

9  Binswanger, H.P., K. Deininger en G. Feder, Power, distortions and reform in agricultural land markets in: Handbook of Development Economics, Vol III (J. Bereman en T.N. Srikivasan, eds), 1992, blz. 50.

10 Dijk, G. van, Leven uit de 'dode hand', (inaugurele rede), Wageningen 1991.

11 Foerster, F.W., Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament, Stuttgart.

12 Goudzwaard, B., en H.M. de Lange, Genoeg van te veel - genoeg van te weinig, Baarn 1991, blz. 140.

13 Goudzwaard, B., Kapitalisme en vooruitgang, Assen 1982, blz. 321, blz. 37 en verder.

14 Graaff, F. de, Het geheim van de wereldgeschiedenis, Kampen 1982.

15 Jager, O., Interviews met de tijdgeest, Kampen 1956, blz. 167.

16 Kakes, H., Waar zijn de engelen nu?, Kampen.

17 Keynes, J.M., Economic consequences of the Peace, 1919, blz. 16-17.

18 Keynes, J.M., geciteerd in: E.F. Schumacher, Hou het klein, Bilthoven 1973, blz. 287, blz. 39.

19 Kuyper, A., De Gemeene Gratie, Kampen 1932.

20 Lewis, C.S., De grote scheiding, Baarn 1974, blz. 152, blz. 144.

21 Lewis, C.S., De sleutel tot het geheim, Amsterdam 1959, blz. 158.

22 Lewis, C.S., The four loves, Collins Fount Paperback, 1987, blz. 128, blz. 107

23 Lewis, C.S., The Pilgrims Regress, Glasgow 1933.

24 Lewis, C.S., a.w., blz. 193.

25 Lewis, C.S., a.w., blz. 191.

26 Pascal, B., Gedachten (vertaling J.A.C. Lenders), Utrecht 1963, gedachte 298.

27 Pascal, B., a.w., gedachte 331.

28 Prins, R., Natuurlijke rijkdom: Biologische achtergronden van de diversiteit in de natuur, WNF, symposium Biologische Diversiteit, 22 nov 1989 Amsterdam 1989.

29 Riessen, H. van, Mondigheid en de machten, Amsterdam 1971.

30 Robinson, J., Economics, an awkward corner, London 1966, blz. 95, blz. 12-13.

31 Schumpeter, J., Capitalism, socialism and democracy, 1954.

32 Vries, A. de, Bartje zoekt het geluk, Nijkerk 1935, blz. 200.