In memoriam dr F. de Graaff

 

A.E. Vlug

 

 

 

"Het leven is een fragment, omfloerst door nevelen."

 

Een groot man is van ons heengegaan.

Voortgekomen uit het volk van prins Willem van Oranje en stadhouder-koning Willem III, en in de voetsporen van hun verbondenheid met de God der goden, was het voorname en moedige van het adeldom zijn sieraad, terwijl de verlichting van de persoonlijke en culturele nood zijn geestelijke bestemming was.

 

Aangeraakt door het heilige als een huiveringwekkend en fascinerend geheimenis, was dr De Graaff in alles gericht op de openbaring van de zuivere waarheid. Wanneer hij sprak over het Licht dat soms doorbrak op kritieke momenten in onze Westerse cultuur, wist hij zich zo in te leven in de plaats en situatie dat je gelijktijdig werd gemaakt aan het gebeuren. De historische feiten kregen kleur door het meta-historische dat erin openbaar was gemaakt. De wisselwerking van het goddelijke en het menselijke was een zaak van zo'n groot belang dat het niet verder verduisterd mocht worden door nieuwe interpretaties. Daarom werden de bronnen zelf nauwgezet onderzocht. Hij zat dan als het ware aan de voeten van grote meesters te worstelen met de tekst. Verscheidene malen werd hij beloond in de verwachting dat de cultuurproevers iets van de goddelijke glans uitstraalden, omdat ze als het ware boven zichzelf uitgetild werden en zo deel kregen aan een onbeschrijfelijk mysterie. Alles wat het zicht op deze hogere werkelijkheid in de weg stond werd scherp veroordeeld. Geen enkele uitgever heeft om deze reden een foto van hem op zijn boeken mogen zetten. Men zou door zo'n afbeelding wellicht de aandacht kunnen richten op zijn persoon, terwijl het hem ging om gedachten die boven hemzelf uitreikten. Dit 'bedenken van de dingen die boven zijn', was geen theoretische aangelegenheid, maar de verheffing van het gegevene.

 


Vooral in de erediensten was deze verheffing mee te maken. Allereerst moesten de gesneden beelden overwonnen worden om duidelijk zicht te krijgen op de gegeven beelden. Alles wat men in de loop van de tijd verzonnen heeft aan interpretaties en stichtelijke woorden, werd in het eerste kwartier onderscheiden van datgene wat oorspronkelijk gegeven was. Uiteindelijk ging het hem echter niet om het gegevene als zodanig, maar om de verheffing ervan. Het gegeven aardse leven werd verbonden met het hemelse. Ds De Graaff sprak voor mensen die, als kinderen van hun cultuur, beïnvloed waren door de geest van het nihilisme. Hij probeerde door middel van de exegese van verschillende teksten en ook door een tekst op verschillende wijze te exegetiseren het nihilisme op te heffen. Dit mocht nooit op goedkope wijze gebeuren. Ds De Graaff stelde zich een hoge norm: "Ik moet preken alsof Nietzsche achter een pilaar staat mee te luisteren." Een hoge bestemming in de mens poogde hij aan te spreken. De goddelijke vonk in de mens werd indachtig gemaakt.

 

Niet alleen als doctor in de theologie of als pastor voor het dagelijks leven, maar ook als mens in de persoonlijke omgang was De Graaff bijzonder. Het is altijd een voorrecht een erudiet schrijver in een persoonlijk contact te horen uitleggen wat zijn inzicht betekent in een concrete situatie. Het wonderlijke bij De Graaff was bovendien dat hij niet alleen diepe gedachten had, maar deze ook belichaamde. Het belang om een traditie die aan het afbrokkelen is toch te waarderen en te verheffen door er op door te bouwen, werd in zijn eerste gemeente wel heel symbolisch gestalte gegeven toen de kerk verbouwd moest worden. Een plan voor de uitbreiding lag op tafel, maar ds De Graaff had bezwaren. Hij hechtte eraan dat de verbouwing plaatsvond op de fundamenten van de oude kerk. Na lang beraad kreeg hij hiervoor toestemming op voorwaarde dat hij het extra geld zelf bij elkaar moest zien te krijgen. Zo ging hij, als jonge predikant en druk bezig met de voorbereiding van zijn proefschrift de boeren langs om het belang van zijn plan duidelijk te maken, hetgeen lukte. Zijn kritische houding ten aanzien van de moderne techniek maakte dat hij moeilijk kon spreken met een microfoon op het colbert. Ook werden er soms opnamen gemaakt van zijn lezingen zonder dat hij het wist. Wanneer hij zich dan tijdens het debat belemmerd voelde om vrij te spreken tot de vraagsteller vroeg hij of de opname uitgezet kon worden. Als dat gebeurd was kon hij het inzicht voor de bijzondere situatie van de vraagsteller verwoorden. Zijn stem was rustig maar hij kon ook met verheffing spreken wanneer hij de waan van de dag bestreed. Soms nodigde hij, op sprookjesachtige toon, zijn gehoor uit om de levenswijsheid die in een verhaal verborgen zat op te diepen. Zijn woordkeus was origineel en weloverwogen en met pauzes tussen de woorden. Misschien waren het wel met name de pauzes waarmee hij aan de woorden de gelegenheid gaf om klank te krijgen zodat men in resonantie werd gebracht. Verschillende keren kon je ervaren dat tijdens het luisteren naar De Graaff of tijdens het lezen van zijn boeken je ziel opgeschrikt werd en tot een hoge aanschouwing verheven.

 

Het ging evenwel nooit om de verheven aanschouwing als zodanig. Van belang was juist de dienst die dit hogere licht kon bewijzen aan het leven en de arbeid van elke dag. Voor hemzelf als theoloog, betekende dat een voortdurende gerichtheid op de oorspronkelijke openbaring in de exegese van oude teksten. De Joodse context van de Bijbel en de wandeling van Jezus op aarde kregen een betekenis, waarvan het belang voor alle volken hem steeds duidelijker werd. De verbondenheid met Jezus werd een steeds diepere werkelijkheid. Gelijktijdig te worden met de 33 jaar van Jezus' leven op aarde is het hoogste wat een cultuur kan voortbrengen. Die Zauberflöte is in deze zin ontsloten. Voor ons als hoorders betekende het betrekken van de alledaagse werkzaamheden op het hogere allereerst een grondige studie van datgene, waar je reeds enige oefening in had genoten. Eerst je vak verstaan, dan de geschiedenis van het vak en vervolgens een grondslagen­onderzoek: het was een praktische handleiding die velen op weg hielp. Daarbij was het van weinig nut wanneer men iets van de visie van De Graaff overnam of toepaste in het eigen vak, het ging hem om een wezenlijke verandering van de mens. Inzichten moesten aan een mens zelf geopenbaard worden. Bepaalde noties kunnen wel stimulerend en corrigerend werken in de richting van de weg tot kennis, maar uiteindelijk is het een weg die een ieder mens zelf moet zien te vinden. Zo zijn we al tastend op weg gezet, in het besef dat we in het ondermaanse slechts ten dele kunnen kennen, in raadselen en spiegelbeelden, maar ook dat we in de volmaakte liefde zullen zien 'aangezicht tot aangezicht'. Dan zullen we kennen zoals we zelf gekend zijn.

 

Dat zij ds De Graaff nu vergund.