Orangist en genie

 

De dichter Willem Bilderdijk leefde in een tijd waarin vele genieën furore maakten. Hij werd geboren in 1756, het geboortejaar van de componist Mozart, en stierf in 1831, het sterfjaar van de wijsgeer Hegel. Als advocaat weigerde hij in 1795 de nieuwe regering te erkennen, omdat hij eerder de eed van trouw aan de Staten en aan het huis van Oranje had afgelegd. Daarom werd hij gedwongen het land te verlaten.

 

De Romantiek wilde boven de alledaagse realiteit uitkomen. De filosoof Schopenhauer meende dat een genie door de intuïtie van zijn geestelijke vermogens daartoe in staat is. Gevormd door Schopenhauer versterkt Nietzsche die gedachte: het genie is een scheppend mens die zich door bijzondere aanleg onderscheidt van de menigte. En zijn collega, de historicus Burckhardt, vertaalde genialiteit in historische grootheid. Hij vond Willem van Oranje en stadhouder-koning Willem III daar voorbeelden van, omdat zij grote gevaren doorstonden met een bovenaardse wilskracht.

 

Volgens Bilderdijk wordt een genie gedreven door een bovennatuurlijke macht, een genius. Die werking zag ook hij in de eerder genoemde Oranjes. Genie is daardoor van een andere orde en kwaliteit dan een uitzonderlijk talent of bijzondere intellectuele begaafdheid. Als geïnspireerd dichter voelde Bilderdijk zijn eigen scheppend vermogen door twee machten geactiveerd. De eerste is de geleigeest van de voorouders, een soort beschermengel, die hem verbindt met oude adellijke voorgeslachten en terugvoert tot het paradijs. De tweede is de macht van een goddelijke geest, die zijn dichterlijke ziel verheft tot de goddelijke wereld. In het dichten herleeft de adem van God, die ons door de ‘Poet am Anfang der Tage’, zoals Bilderdijks geestverwant J.G. Hamann zich uitdrukte, is ingeblazen. Het verschil in kwaliteit tussen poëzie en proza zag Bilderdijk evenals Goethe in het overwicht van de scheppende geest over het verstand en de zintuigen.

 

Bilderdijk dacht zelden in vakken en schema’s. Hij bepleitte de samenhang tussen schoonheid, waarheid en goedheid. Maar meer dan Plato wilde hij die samenhang in het perspectief van de goddelijke eenheid belichten. Dankzij een scherpe intuïtie en een vlug verstand slaagde hij er bovendien in om snel tot het hart van een zaak door te dringen.

 

Theorie en praktijk

 

Wie in de westerse samenleving een toonaangevende positie wil verwerven, moet tolerant zijn. Godsdienst hoort daar volgens moderne liberale zienswijzen niet bij, omdat gelovige mensen hun God centraal stellen en zodoende weet denken te hebben van de waarheid. Omdat de godsdienst de waarheid in pacht heeft, is hij onverdraagzaam. Niet alleen de islam is onverdraagzaam, alle godsdiensten zijn onverdraagzaam volgens de bekende columnist mr. J.L. Heldring. Om zijn stelling kracht bij te zetten, citeerde deze scepticus in de NRC drie keer (2001, 2003 en 2006) een passage uit Bilderdijks colleges over de geschiedenis van ons vaderland met de strekking dat een godsdienst niet verdraagzaam kan zijn.

 

Bilderdijk betrekt in deze discussie een positie die lijnrecht tegenover de idee van de tolerantie staat, zoals die door belangrijke vertegenwoordigers van de Verlichting in de achttiende eeuw is uitgedragen. De tolerantie berust op het kentheoretische uitgangspunt van de gelijkwaardigheid van de monotheïstische godsdiensten. Dit standpunt is afkomstig van de verlichte Duitse theoloog en literator Lessing uit de achttiende eeuw. In zijn bekende toneelstuk Nathan der Weise probeert hij aannemelijk te maken, dat elk van de drie monotheïstische godsdiensten, jodendom, christendom en islam, een deel van de waarheid kennen. Deze laffe stelling is te zien als de moedeloze slotsom van de godsdienstoorlogen en het begin van het gelijkheidstijdperk. Dit rationalistische idee van de principiële gelijkwaardigheid van de godsdiensten leidt volgens Bilderdijk echter tot lauwheid en onverschilligheid en is met de unieke kwaliteit van de openbaring in strijd. Maar Bilderdijk voegt aan zijn stelling dat godsdienst onverdraagzaam is wel toe dat de christelijke praktijk die verdraagzaamheid wel kan tonen, omdat een christelijke houding door goddelijke barmhartigheid is ingegeven en daardoor meeleven met de dwalenden opbrengt.

 

Missie

 

Het religieuze waardebesef van Bilderdijk zou in een postmoderne denktank niet misstaan. Moderne mensbeelden zijn vaak materialistisch en verschrompelen de menselijke geest. De mens wordt ten onrechte teruggebracht tot een verzameling erfelijke eigenschappen of sociale omstandigheden. De exclusieve aandacht voor het individu leidt ertoe dat de betekenis van de kindertijd wordt overschat en de ouderdom met experimenten zo lang mogelijk overeind gehouden wordt. In de canon van 50 belangrijkste feiten die elk schoolkind behoort te weten, worden kinderboekenschrijfster Annie M.G. Schmidt en ouderdomswetgever Willem Drees dan ook als eersten genoemd.

 

Bilderdijk heeft zijn hele leven dienstbaar gemaakt aan het inzicht dat onze individualiteit en onze kennis op zichzelf niet zoveel waard zijn, maar pas tot hun recht komen als zij met goddelijke wijsheid in verbinding staan. Hij bond met een groot plichtsbesef de strijd met de geest van zijn tijd aan. Op grond van zijn politieke stellingname leefde Bilderdijk 11 jaar in ballingschap, maar naar de geest heeft hij het grootste deel van zijn leven in ballingschap doorgebracht. Volgens Nietzsche is het kenmerk van grote geesten dat zij als stiefkinderen van hun tijd geleefd hebben.

 

Uit Bilderdijks verbanning blijkt dat de omarming van de verlichte beginselen gepaard ging met onverdraagzaamheid tegenover andersdenkenden. Bilderdijk verzette zich in de grond van de zaak tegen de koningsmoord. De volkssoevereiniteit erkent geen vorst en geen goddelijk recht. Blijkens de leus van de Franse Revolutie ‘ni Dieu, ni maître’ komt de autonome mens in opstand tegen de vorst die bij de gratie van God regeert. De jammerklacht dat de eeuw waarin hij leefde de zijne niet was, is een steeds terugkerende verzuchting in zijn brieven en gedichten. Wie de geest van de tijd aan een kritisch onderzoek onderwerpt, maakt zich daarmee niet erg populair. Om in die eenzame positie staande te blijven, is moed en geloof nodig.

 

Het kritische geluid van Bilderdijk vinden we voornamelijk terug bij een kleine kring van invloedrijke leerlingen, bij de latere staatsman Groen van Prinsterer, bij de Joden Da Costa en Capadose en bij de graven Dirk en Willem van Hogendorp. Een opmerkelijke versterking van Bilderdijks kritiek op de geest van de Verlichting vinden we na de Tweede Wereldoorlog bij de Franse existentialist Albert Camus. Zijn essay L’homme révolté (de mens in opstand) van 1951 poneert dat de koningsmoord de moderne genocide aankondigt. Het jaar 1789 is een keerpunt der tijden. Weliswaar zijn er altijd vorsten en tirannen omgebracht, maar de geest van de Verlichting proclameert de systematische uitroeiing van alles wat adellijk en koninklijk heet. De afrekening met het goddelijk recht noemt Camus bovendien een rationele godsmoord. Recent vestigde ook de Duitse filosoof Sloterdijk hierop de aandacht. Hij vindt dat je vandaag de dag alleen over totalitarisme kunt spreken, als je beseft dat het zijn generale repetitie beleefde als revolutionaire burgerlijke religie. Rousseau was haar profeet en in zijn voetsporen presenteerde zijn trouwe leerling Robespierre zich als de eerste kalief van een moderne overtuigingsrepubliek.

 

Uniek religieus besef

 

De sympathie van Bilderdijk voor het jodendom is in verlicht Europa zeldzaam. Ware christenen zijn volgens Bilderdijk ingewijden in het jodendom. In rationele pogingen tot vereniging van Joden en christenen ziet Bilderdijk niets. Joden en christenen zijn twee verschillende getuigen van dezelfde goddelijke waarheid, concludeer ik in mijn dissertatie over Bilderdijk en het jodendom.

 

Bilderdijk beschouwde de islam echter als voorbereiding op het christendom. Bovendien is door de verbreiding van de islam volgens hem het christendom in Azië bewaard gebleven, zij het in min of meer verbasterde vorm. Hij huldigde het buitengewone standpunt dat islamieten via de Koran in aanraking met Christus gebracht zouden kunnen worden. Mohammed schreef hij enige kennis van Christus toe, die hij waarschijnlijk aan de omgang met christenen te danken had. Die christenen hadden wel oog voor de goddelijke afkomst van Jezus, maar begrepen zijn hechte band met de Joden niet. Mohammed peilde de betekenis van de persoon van Christus ook niet diep genoeg, omdat hij de kennis van de profetieën miste. Hiermee geeft Bilderdijk aan, dat de Koran niet een volledige ‘schrift’ is zoals de Bijbel. De Koran is het dictaat van Allah. Hij mist de aankondiging van de verlossing erin. Daarmee is de islam de godsdienst van het boek alleen en als zodanig volgens Bilderdijk voorbereiding op het christendom. Bilderdijks beeld van de islam is al met al positiever dan het beeld dat in het christelijke westen van de islam is overgeleverd.

 

Bilderdijk was van oordeel, dat de Bijbel als het boek van een oosters volk, de westerse wereld tot de hoogste trap van beschaving gebracht heeft. Deze profetische uitspraak brengt bijzondere waardering voor het Joodse volk met zich mee. Die waardering is bij zijn verlichte tijdgenoten niet te vinden. Die vonden juist dat zij in het westen door de bevrijding uit de onmondigheid van de overlevering de hoogste trap van de beschaving bereikt hadden. Auteurs als Voltaire, Lessing en Kant zijn de trendsetters van de gangbare mening over de waarde van de joodse cultuur: volgens hen is het Oude Testament een historisch bepaald, religieus document van een primitief oosters volk.

 

Ik meen dat Bilderdijk als dichter en denker het godsdienstig verleden diep gepeild heeft. Zijn conservatieve instelling gaat hand in hand met een krachtig profetisch verlangen naar een Messiaans vrederijk. Deze Messiaanse denktrant brengt grote waardering voor het jodendom met zich mee en onderkent ook constructieve elementen in de islam. Zijn wijsgerige inzichten in de beginselen van de wetenschap geven nog steeds te denken. Zijn mensbeeld en gevoelsmetafysica vormen een welkome correctie op eenzijdige rationalistische en materialistische denkbeelden.