Techniek, technologie en het technische wereldbeeld
E. Schuurman
Dr De Graaff staat mee bekend om zijn geheel eigen cultuurvisie. En vooral dan weer om zijn visie op de techniek. Aanvankelijk dacht ik een min of meer confronterend verhaal te schrijven. Omdat dan toch aan De Graaffs beschouwing als ook aan die van mijzelf te weinig recht zou worden gedaan, zie ik daarvan af. Ik geef in hoofdlijnen mijn eigen cultuurfilosofische beschouwing. De lezer, die bekend is met De Graaffs ideeën zal gemakkelijk de grote verschillen en de overeenstemming, die er ook is, opmerken.
In dit opstel wil ik het over onze cultuur, waarop de
technologie zo'n uitzonderlijk stempel heeft gezet, hebben. Sommigen spreken
van de technische cultuur, anderen van de technologische cultuur. Daartegen
behoeft geen bezwaar te bestaan als er maar hetzelfde mee bedoeld wordt.
Meestal hebben wij het afwisselend over techniek en
technologie. Dat is beslist niet hetzelfde. Techniek is het vormgeven van
materie met behulp van gereedschap. Technologie is naar de letterlijke
betekenis de wetenschap van de techniek. Maar het merkwaardige van de
technologie als wetenschap van de techniek is dat de techniek door die
wetenschap zelf van karakter verandert. Daarom spreken wij ook van de moderne,
door de wetenschap gestempelde techniek in onderscheid van de ambachtelijke of
klassieke techniek. In de geschiedenis van de techniek treedt door de invloed
en doorwerking van de wetenschap een duidelijke cesuur op: die betreft de
overgang van ambachtelijke naar de moderne techniek.
Ik denk dat het niet direct voor de hand ligt om vanuit
de ambachtelijke techniek te spreken over het technische wereldbeeld. Immers
'wereldbeeld' betreft iets omvattends, iets alles omspannends, iets dat
samenhang in alles aanbrengt. Dat 'beeld' komt niet overeen met de
ambachtelijke techniek. Dat is de techniek van de ambachtsman, de smid en de
timmerman. Dat is de techniek die bepaald wordt door de direct gegeven
menselijke mogelijkheden van zintuigen en ledematen. Deze techniek is
menselijk, is uniek, is gereedschappelijk en is ingevoegd in een groter geheel
dat zelf niet-technisch is.
Overigens moet wel bedacht blijven dat ook de
ambachtelijke techniek zo'n geweldige aantrekkingskracht op de mens heeft, dat hij zich er
gemakkelijk aan overgeeft. De menselijke macht in de techniek kan gemakkelijk
tot een afgod worden. Dat vinden we bijvoorbeeld bij de torenbouw van Babel.
Die afgodische verering vinden we ook in de moderne techniek terug. Vele
denkers hebben de moderne techniek gezien als een inspiratiebron voor
menselijke zelfverlossing. Dat geeft dus ook de continuïteit aan met de
ambachtelijke techniek. Maar de discontinuïteit is dat de moderne techniek als
een afgodische macht is ingevoegd in een technisch wereldbeeld. Dat wil
zeggen dat alles door de bril van de technologie wordt gezien en dat alles tot
object wordt van de technisch-wetenschappelijke beheersing. Heidegger heeft
daarom ook terecht gezegd dat onze tijd die Zeit des Weltbildes is.
Vòòr de moderne techniek was daarvan geen sprake. De hemel was toen nog niet
'dicht getimmerd' met menselijke denkconstructies. Van een technisch
wereldbeeld is pas sinds de moderne tijd sprake.
De moderne, met wetenschap doortrokken en door de
wetenschap
gestempelde techniek heeft kenmerken die tot een wereldbeeld aanleiding kunnen
geven. De eigenschappen van de natuurwetenschap en de technische wetenschap
zijn de universaliteit, de duurzaamheid en de noodzakelijkheid. Wanneer deze
eigenschappen zich met de techniek verbinden, leidt een afgodische verering
van de moderne techniek tot het technische wereldbeeld. Dat wil zeggen dat de
techniek en de karakteristieken ervan model staan voor de gehele
werkelijkheid. Het technische wereldbeeld tracht het geheel van de werkelijkheid
te omvatten en wordt als zodanig richtlijn voor al het menselijk handelen.
Ondertussen is het goed op te merken dat dit pas
gebeurt
wanneer de technologie wordt verabsoluteerd. Het technische wereldbeeld is met
andere woorden geen noodzakelijkheid. Voor een verantwoorde technologie blijft
ruimte, al moet de verleidelijke kracht van het technische wereldbeeld niet
worden onderschat.
1.
Geestelijk-historische achtergrond
De geestelijk historische achtergrond van het technische
wereldbeeld komt vooral tot ontwikkeling als na de middeleeuwen de mens steeds
meer en op zichzelf als laatste steunpunt in de werkelijkheid wijst - het
antropocentrisme - en hij vanuit die positie claimt 'Heer en Meester'
over de werkelijkheid te zijn.
Vanuit de geestesgeschiedenis van het Westen is te
verdedigen dat de actuele dominante geestesstromingen uitingen zijn van de
Renaissance, van de Moderne Filosofie en van de Verlichting. Het zijn de
motieven van deze geestesbewegingen die zich in onze cultuur via de filosofie
en wetenschap in de technologie sterk maken en zich nog steeds verbreden.
Daarom is onze cultuur mét dat zij een technische cultuur is, ook tegelijk een
door en door geseculariseerde, godloze cultuur.
Daarmee heb ik een punt aangesneden dat niet door velen
wordt verdedigd, maar dat, zo heeft de ervaring mij geleerd, ook nauwelijks
bestrijding ondervindt. Wanneer men eenmaal vanuit de geestelijk-historische
achtergrond van onze cultuur de geestelijke samenhang tussen onze technische
cultuur en de secularisatie - de godloosheid - heeft
onderkend, breekt een diep stilzwijgen aan. Men weet er kennelijk geen raad
mee. Er schijnt geen ontkomen aan te zijn. Maar zouden we dan niet moeten
constateren misschien wel met een moderne, afgodische macht te maken te
hebben, waartegen het uitermate moeilijk strijden is?
Onze cultuur is een door en door antropocentrische
cultuur geworden. De mens met zijn macht staat in het middelpunt. De macht van
de wetenschappelijk-technische beheersing, die alle cultuursectoren doortrekt
en stempelt. Dat is een macht waaraan de mens zelf ondergeschikt schijnt te
raken.
Vanzelfsprekend onderkennen velen het probleem van het
antropocentrisme van onze cultuur. Maar tegelijk weigert men de weg terug te
gaan naar het theocentrisme. Meer dan eens kiest men voor het ecocentrisme. En
daaruit blijkt dat men gevangen zit in de dialectiek van cultuur en natuur. 1
Wanneer christenen voor deze hoofdkarakteristiek van onze
cultuur geen aandacht hebben, moet gevreesd worden dat zij erdoor worden
beheerst.
Het gevolg is dat men zich in het verzet tegen de verafgoding van de cultuur
vervolgens nogal eens gemakkelijk gevangen laat nemen door het naturalisme, of
omgekeerd. Het inzicht zou veld moeten winnen dat deze dialectiek ontstaat
omdat men Gods openbaring over de werkelijkheid miskent. Men erkent de
werkelijkheid niet langer als schepping van God, laat staan dat men de diepte
van de zondeval en daarmee ook de totale en radicale verlossing door Christus
en de verwachting van de herschepping belijdt. De geschetste dialectiek
parasiteert ondertussen op Gods schepping en op Christus verlossingsmacht en
ontleent daaraan haar kracht. Maar zonder erkenning van God en Christus wordt
die kracht een cultuurverwoestende kracht.
Straks zal ik proberen duidelijk te maken, dat wij voor
een bevrijdend perspectief van onze cultuur het technische wereldbeeld als
schijn - zij het een zeer werkzame schijn - moeten
doorzien en ons op Gods schepping en op Christus verlossingsmacht dienen te
oriënteren. Maar eerst moet ik de tot nu toe geuite kritiek nog verdiepen en
verbreden.
2.
Het scharnierpunt: de ideologie van de technologie
Over het algemeen wordt - ook door
christenen - de technische ontwikkeling in onze cultuur bijna
kritiekloos geaccepteerd. Dat was ook al zo bij Kuyper in 1891. Alhoewel hij in
zijn architectonische maatschappijkritiek duidelijk uitgaat van het
eeuwigheidsperspectief in de cultuur, spreekt hij nauwelijks relativerend over
de techniek. Dat lag ook wel enigszins voor de hand. De moderne techniek was in
opkomst. En wie zou willen ontkennen dat zij veel beloften inhield met
betrekking tot het opheffen van armoede, honger, en ziekte? En dat zij
bovendien de mogelijkheid zou bieden voor een geestelijk rijkere cultuur? En
zijn dat niet allemaal tekenen van het Rijk Gods? Terecht heeft Kuyper ingezien
dat we de techniek nodig hebben. Maar veel te weinig heeft hij het gevaar van
de ideologisering ervan - dat is de kracht van het technische
wereldbeeld - onderkend. Misschien was Kuyper er al wel zelf het
slachtoffer van toen hij in zijn Pro Rege de techniek zelfs als een groter
wonder beschouwde dan de wonderen van Jezus. 4
De vergissing van Kuyper - als kind van zijn
tijd - was, dat hij geen aandacht had voor de (mogelijke) dreigingen
van de moderne techniek. Kuyper vergat de bijbelse waarschuwing, dat de mens
met de techniek God naar de kroon kan steken, zich op aarde een naam wil
vestigen, en zo een cultuur-los-van-God (een Babelcultuur) wil bouwen. Juist de
alleen maar lovende beoordeling van de techniek door Kuyper heeft nazaten van
hem verblind. Het zal nogal wat tijd kosten voordat de moderne techniek echt
kritisch wordt geanalyseerd. Alhoewel de lof op de techniek vandaag niet meer
vlekkeloos is, gaat de kritiek er op niet erg diep. Vanuit het
eeuwigheidsperspectief die kritiek uiten, is bittere noodzaak. Dan wordt het
technische wereldbeeld opengebroken.
Dit is uitermate actueel: bij de herdenking van het
Eerste Christelijk Sociaal Congres in 1991 kwamen wel de problemen rond de
beheersbaarheid van de technische ontwikkeling aan de orde, maar de
achtergronden van de moderne technische ontwikkeling en haar problemen bleven
onbesproken. En juist die achtergronden moeten voor een goede heroriëntatie
binnen de cultuur in zicht komen.
De techniek is de basis voor alle cultuuractiviteiten en
de technische ontwikkeling is tegelijk de motor ervan. Als er met die techniek
iets mis is, gaat het met heel de cultuur mis. Beter gezegd: wanneer de
techniek onder invloed staat van verkeerde motieven - bijvoorbeeld
dat de mens heer en meester is over de werkelijkheid, of dat alles wat gemaakt
kan worden, ook moet worden gemaakt - en dus het technische
wereldbeeld als norm wordt aanvaard, vormt dat de grondoorzaak van vele
problemen in onze cultuur.
Meestal gaat men in de
maatschappijkritiek uit van de
techniek als iets neutraals, dat pas gevaarlijk kan worden binnen een verkeerde
economisch-maatschappelijke orde. En wanneer men let op de problemen van de
Derde wereld kan een kritiek op de ideologie van de markteconomie daarop een
beter zicht geven. Ook arbeidsproblemen en milieuvervuiling en
natuurverwoesting in onze cultuur zijn er door te begrijpen. Toch zou er een
nog beter zicht op die problemen ontstaan, indien de kritiek op de ideologie
van de markteconomie zich zou verdiepen in de richting op de ideologie van de
technologie. Indien men zou afrekenen met het technische wereldbeeld. Maar
daarvoor schijnt men een blinde vlek te hebben.
Bij velen ontbreekt het inzicht dat het technische
wereldbeeld of de ideologie van de technologie - door mij ook wel
de geest van het technicisme genoemd - vooraf gaat aan de ideologie
van de markteconomie. 7, 8
Dat de cultuurkritiek moet aanvangen bij de ideologie van
de technologie is niet gangbaar, maar wel noodzakelijk. Daarvoor zijn vele
redenen te noemen. In de eerste plaats maakt een kritiek op de ideologie van de
economie - het economisme - niet duidelijk dat de
ontwikkeling van veel technologieën vele economische offers heeft gevraagd,
zoals bijvoorbeeld oorlogstechnologie in het algemeen, en de
kernwapentechnologie in het bijzonder. Maar ook in de ontwikkeling van de
ruimtevaarttechnologie werden vele economische offers gevraagd; daarin ging
het niet om het economisch gewin, maar om de naam en de eer van de toenmalige
grootmachten! Ook is de werkzaamheid van het technische wereldbeeld breder en
dieper dan die van het economisme. Vele wetenschappen, zoals het recht,de
psychologie en zelfs de theologie drukken zich uit in technische categorieën.
Het economisme is daarvoor veel minder passend.
Maar hoe is het dan toch mogelijk dat de ideologie van de
technologie in christelijke kring zo weinig aandacht krijgt? Zou dat kunnen
komen omdat de marktideologie wel verdedigers heeft - denk aan Adam
Smith - maar de ideologie van de technologie niet? En zou de oorzaak
daarvan kunnen zijn dat de ideologie van de technologie geen verdedigers nodig
heeft? Is - zoals reeds eerder gezegd - de techniek niet sinds
de zondeval een verleidende macht en is die verleiding in de moderne tijd
niet enorm versterkt vanwege de invloed van de wetenschap op de techniek? En
nog weer later door de invloed van de economische machten?
Kortom, de autonomie of eigenmachtigheid van de Westerse
mens hecht zich het eerst aan de moderne techniek en zet van daaruit een
stempel op heel de cultuur. De 'technische geest' was er eerder dan de moderne
wetenschap en economie. Vandaar dat die wetenschap en economie ook van meetaf
aan door de technische beheersingsdrift werden gestempeld. Met andere woorden,
het technische wereldbeeld is ouder dan de natuurwetenschap en de moderne
economie, alhoewel die wetenschap en economie op hun beurt als in een spiraal - via
een positieve feedback - de technische ontwikkeling opvoeren.
Deze geseculariseerde visie ontmoeten we reeds in
utopieën die aan de mogelijkheden van de techniek zijn ontleend. Te denken
valt aan utopieën van Roger en Francis Bacon (Nova Atlantis!) uit
respectievelijk de dertiende en zestiende eeuw. 3 Francis Bacon verwachtte met de
techniek - en daaruit blijkt de overschatting van de techniek! -
de gevolgen van de zondeval te boven te kunnen komen.
Zoals gezegd, slechts weinigen hebben voor de diepe
wortels van de ideologie van de techniek, of het technische wereldbeeld, oog.
Dat geldt niet voor de franse cultuurfilosoof Jacques Ellul en de amerikaanse
theoloog Paul Tillich. Zij hebben in hun kritiek op de 'technische
maatschappij' aandacht gevraagd voor de geest van de technische ontwikkeling.
Daarin ligt een verdieping en een verbreding van de visie op de huidige
cultuur. Zij laten zien hoezeer bijvoorbeeld het onderwijs, het recht, de
ethiek en zelfs de religie door een verabsoluteerde technische houding - wat
zij dan meer dan eens het instrumentalisme noemen - dreigen
gestempeld te worden. Zij maken bovendien duidelijk dat een overspannen
technische gezindheid de oorzaak is van veel sociale en economische misère. 2, 13
Om elk misverstand uit te sluiten: mijn kritiek betreft
niet de technologie als zodanig, maar de ideologie van de technologie. Deze
ideologie heeft door de invloed van de wetenschap op de techniek het karakter
gekregen van de ideologie van de wetenschappelijk-technische beheersing. En die
beheersing heeft het technische wereldbeeld als gids. Met die
wetenschappelijk-technische beheersing wil men eigenmachtig heel de
werkelijkheid naar de hand van de mens zetten, wil men alle voorkomende
problemen oplossen en de groei van de materiële welvaart garanderen om op die
wijze de volmaaktheid te kunnen realiseren. De mens-zonder-God probeert met
zijn wetenschappelijk-technische beheersingsmacht heer en meester over heel de
werkelijkheid te zijn. Hij wil op die wijze een aards paradijs realiseren. Het
eeuwigheidsperspectief is verdwenen. De hemel is door het technische
wereldbeeld gesloten. Door de breuk tussen de goddelijke wereld en de aardse
werkelijkheid heeft de mens zijn hart op de techniek en haar resultaten gezet.
Deze technicistische geest is de religieuze drijfkracht in onze technische
maatschappij en zij wordt door de welvaartspolitiek enorm versterkt.
De resultaten van deze ontwikkeling bleven niet uit.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog gingen velen buiten wetenschap en techniek de
onbegrensde technische ontwikkeling vereren vanwege de materiële successen.
Materialisme en consumentisme zijn daarvan de gevolgen. Nooit is er daarom een
tijd als de onze geweest die zo technisch is, maar ook nooit is er een tijd
geweest die geestelijk zo leeg is. Overbodigheid, rusteloosheid,
onbegrensdheid en 'tijd doden' zijn uitingen van het culturele
verschralingsproces en van de geestelijke doodsheid. Dat is het gevolg van de
pretentie van de mens, die zijn technische macht tot zijn god maakt. Dat is ook
ten diepste de achtergrond van geloofsafval, van kerkverlating, van
secularisatie en 'godsverduistering'. Als de goddeloze verslindt, zwijgt God,
zegt Habakuk (1:13).
Momenteel beheerst de ideologie van de technologie het
centrum van de cultuur. Zij legt een bijna absolute claim op onze maatschappij.
Door deze ontwikkeling zijn vele cultuursectoren door de
wetenschappelijk-technische
beheersing gestempeld. Niet alleen de industrie, maar ook de landbouw, de
gezondheidszorg, het maatschappelijk werk, het onderwijs enzovoort, worden
erdoor beheerst. Men tracht zelfs de problemen die dat met zich meebrengt, met
de moderne techniek weer op te lossen. Let er eens op hoe bijvoorbeeld de
informatietechnologie, de biotechnologie en de genetische manipulatie als
vanzelfsprekende oplossingen worden aangedragen voor milieuproblemen, voor
arbeidsproblemen enzovoort. Maar zelden wordt de vraag gesteld of we daarmee
wel op de goede weg zijn. Integendeel, we verdoezelen op deze manier de
problemen. In elk geval voor een tijd, om er straks in verhevigde mate opnieuw
mee geconfronteerd te worden. Vanuit dit gezichtspunt zou ook ingezien moeten
worden dat de problemen van de werkloosheid, van de arbeidsongeschiktheid, van
de milieuvervuiling, van arbeid als slechts produktieve arbeid, - met
veronachtzaming van transductieve, creatieve en zorgende arbeid -
niet incidenteel, maar structureel zijn. Bovendien zal als gevolg van de
ideologie van de technologie de groei in materiële welvaart individualisering
kansen geven en de daarmee verwante problemen oproepen. Ook de tendens naar
éénzijdige, materialistische grootschalige politieke kaders valt uit die
ideologie van de technologie te verstaan. Internationale politiek staat vaak
onder invloed van het technisch imperialisme.
3.
Technische perfektie en dwangmatigheid
Ter toelichting het volgende: Onder invloed van de
ideologie van de technologie zijn de hoofdnormen in de technische ontwikkeling
de technische perfektie en het technische imperatief; wat gemaakt kan worden,
moet ook worden gemaakt! Onze cultuur is daardoor in een dynamiek terecht
gekomen,
die ons naar een technisch paradijs zou moeten leiden, maar in werkelijkheid
ons confronteert met een desastreuze ontwikkeling. De techniek is
geperverteerd. Daarom spreken we wel van de Januskop van de moderne techniek.
Immers de dwangmatige en eenzijdige dynamiek van de techniek veroorzaakt
toenemende milieuvervuiling en natuurverwoesting, uitstoting van werknemers,
die technisch gezien overbodig worden. In de verhoging van arbeidsproduktiviteit
op basis van de ontwikkeling van nieuwe technieken, schuilt het menselijk
probleem dat velen fysiek of psychisch niet aan de gestelde voorwaarden kunnen
voldoen en daarom wel ziek moeten worden verklaard. Een hoog-technologische
maatschappij vraagt kwalitatief hooggeschoolde werknemers, die zich dan
bovendien vanwege de voortgaande technologische vernieuwingen en sterk
wijzigende organisaties voortdurend moeten herscholen en aanpassen.
Laaggeschoolden blijven werkloos, terwijl hooggeschoolden dat in de loop van
hun leven wórden, indien ze gaan achterlopen bij de technologische en
organisatorische vernieuwingen.
En niet te vergeten: deze ontwikkeling vergroot de
armoede en honger in de Derde Wereld, omdat onze technische vooruitgang en
economische groei elke rechtvaardige verdeling missen. En als ook de tweede en
derde wereld opgetild worden naar hetzelfde slopende welvaartsniveau van het
Westen - en wie zou hen het recht daartoe willen ontzeggen? -
zullen op korte termijn de problemen van de technische cultuur op wereldniveau
dramatische vormen gaan aannemen. De uitkomst zal zijn dat deze ontwikkeling
ten koste gaat van de natuur, van de verre naaste en de toekomstige
generaties. De toekomst van de aarde is in het geding.
4.
Andere richting voor en orde van de techniek
We zullen dus veel kritischer naar de motieven van de
technische ontwikkeling en naar de orde en struktuur van de techniek moeten
kijken.
De architectonische
maatschappijkritiek moet beginnen
zich te richten op de 'technische maatschappij'. Door een onkritische
verbinding van wetenschap en techniek worden we met een logisch-noodzakelijke
ontwikkeling van de techniek geconfronteerd. De moderne techniek is daarom
dwangmatig, grootschalig, massaal, universeel, reducerend en nivellerend, dus
ééndimensionaal en onpersoonlijk. De mens gaat meer aan de hand van die
techniek, dan dat de mens de techniek in de hand heeft. De invloed, die van
deze techniek op de mens en zijn cultuur uitgaat, leidt tot ontmenselijking en
vervreemding, tot een zakelijke, kille en innerlijk verscheurde cultuur. Van de
wetenschappelijk-technische beheersing gaat een concentrerende en grootschalige
invloed uit op de wetenschap, de economie, de politiek enzovoort. Het actuele
streven naar één Europa maakt dat duidelijk. Soms wordt zelfs gesuggereerd dat
de 'onstuitbare kracht van de technologie' deze eenheid noodzakelijk maakt.
In dit verband zou ik er op willen wijzen dat de trend
van een technologisch en economisch sterk Europa de maatschappelijke problemen
eerder zal doen toenemen dan afnemen. Het aantal economische vluchtelingen zal
toenemen; spanningen met minderheden, die nu soms al gevaarlijke proporties
aannemen, zullen groeien. Wanneer daarenboven wordt ingezien, dat indien de
eenzijdige ontwikkeling van Europa - het technologisch Europa -
zich doorzet, de ontwikkelingslanden daarvan eerder de dupe zullen worden,
dan er voordeel bij zullen hebben, vormt dat opnieuw een reden fundamentele
kritiek op de bestaande politieke trend te hebben. Wanneer Europa onder het juk
van de 'onstuitbare kracht van de technologie' door moet, moeten we vrezen dat
het milieuprobleem, het arbeidsprobleem en de problematiek van de Derde Wereld
groter worden. Een technologisch Europa zal een toenemende ramp voor het
milieu zijn.
Arbeidsproblemen zoals we die nu al kennen, zullen een
nog sterker structureel karakter krijgen. Tot nu toe is deze dimensie in het
debat over Europa nauwelijks of niet aan de orde geweest, omdat men geen
aandacht
geeft aan de ideologie van de technologie en aan de werkzame kracht van het
technische wereldbeeld.
Om opnieuw elk misverstand uit te sluiten: wanneer men
werkelijk in een Verenigd Europa de genoemde problemen zou willen oplossen, dan
zou daartoe veeleer een aanzet gegeven moeten worden door meer aandacht te
vragen voor het dienen en bevorderen van publieke gerechtigheid in zo'n Europa.
Dan zou men in dat Europa de jacht op de toekomst staken, de juiste
prioriteiten in politieke zin weer durven stellen en daarbij vooral aandacht
geven aan de norm van de sociale rechtvaardigheid in de verdeling van
materiële goederen. De bestaande hoofdtrend zal overigens niet gemakkelijk te
keren zijn. Naar mijn overtuiging is verzet tegen de feitelijke grootschalige
politieke constructies dan ook blijvend geboden!
5.
Heroriëntatie
Om tot een echte heroriëntatie te komen is het nodig
aandacht te vragen voor een hernieuwde bezinning op de cultuuropdracht. Ook al
spreken wij over cultuuropdracht tot eer van God en wijzen we een welvaartseconomie
af - wat gelukkig in christelijke kring veel voorkomt -
als we een kritische bezinning op de techniek nalaten, dan lopen we misschien
toch in de val van de geseculariseerde ideeën van de Verlichting. Het zou
bovendien funest zijn te denken dat die geseculariseerde ideeën zouden kunnen
worden gechristianiseerd. We zullen terug moeten naar het authentieke bijbelse
denken over cultuurontwikkeling.
Het valt niet te
ontkennen dat het spreken over
cultuuropdracht in christelijke kring vaak onkritisch gebeurt en met
voorbijzien aan de ideologie van de techniek. Een meer bijbelse bezinning is
nodig. Inderdaad leert Genesis ons de cultuuropdracht. Maar de Bijbel laat er
op vele plaatsen geen misverstand over bestaan dat juist de technische ontwikkeling
de mens van God kan afvoeren. Dat leert de Bijbel over Kaïn, het geslacht van
Lamech, de torenbouw van Babel, Nebukadnezar, en in het laatste Bijbelboek is
de profetie over de opkomst van Babel daarvan een overduidelijk voorbeeld. Dit
bijbels licht is ook de toets voor de juiste waardering van wat ik tot nu toe
gezegd heb over de ideologie van de technologie en het technische wereldbeeld.
Om de bestaande
eenzijdigheid in het verstaan van de cultuuropdracht te voorkomen, zouden we die opdracht wat meer moeten zien in
het licht van meerdere bijbelgedeelten, zoals bijvoorbeeld het gebed van
Koning Salomo om wijsheid (1 Koningen 3) en het leven uit die wijsheid:
"Hij sprak over de bomen, van de
ceder van de Libanon af tot de hysop toe, die uit de muur uitschiet; hij sprak
ook over het vee, het gevogelte, het kruipend gedierte en de vissen."
(1 Koningen 4:33-34)
Ook Psalm 148 geeft een andere toonzetting dan het
spreken over cultuuropdracht verbonden met alleen het technische denken:
"Hemel en aarde, looft den
HEERE."
En verder: van Abraham, de vader van alle gelovigen, - en
zouden de gelovigen van de twintigste eeuw hem niet moeten volgen? -
wordt gezegd dat zijn cultuurhouding bepaald wordt door het pelgrim-zijn.
Abraham verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en
bouwmeester is (Hebreën 11:10). Die gezindheid laat zich lang niet altijd
denken bij het gangbare spreken over cultuuropdracht, zoals wij dat kennen. Ook
de afwijzing van Jezus als de tweede Adam in Mattheüs 4 om in dienst van Satan
alle koninkrijken der aarde aan zich ondergeschikt te maken, laat een ander
licht vallen op de cultuuropdracht dan in de gangbare opvatting: er uit halen
wat er in zit. En is deze Jezus niet de Leidsman en Voleinder van het geloof
(Hebreën 12:2), Die het kruis op zich nam en daarin de zin van de cultuur
vervulde? En wat betekent dat kruisdragen voor christenen in de cultuur als
navolgers van deze Leidsman en Voleinder van het geloof? Is dat niet het zoeken
van de gerechtigheid van het Koninkrijk van God? En zou dat ook niet de juiste
karakterisering van de cultuuropdracht zijn? Is niet elke cultuurarbeid daarom
godsdienst?
Ook zouden we in verband met de gangbare interpretatie
van de cultuuropdracht meer aandacht voor historische vragen moeten hebben.
Bijvoorbeeld: waarom is de cultuuropdracht van Genesis, zoals die in onze tijd
veelal wordt verstaan, door het joodse volk niet in de eerste plaats in een
technische ontwikkeling vertaald? Leert de Bijbel ons niet dat het joodse volk
juist van de techniek van de omringende volken, zelfs bij de bouw van de
tempel, afhankelijk was? En moet het ons niet veel zeggen, dat meerderen - waaronder
de eerder genoemde Ellul - er op gewezen hebben dat de westerse,
door de wetenschap gestempelde technologie niet van joods-christelijke origine
is, maar afkomstig van de Egyptische en Babylonische cultuur? Zijn westerse
christenen in het verstaan van de cultuuropdracht inderdaad vrij te pleiten van
de (onmogelijk te christianiseren) ideeën van de Verlichting, die in de
wetenschappelijk-technische beheersingsmacht bij uitstek de autonomie van de
mens geconcentreerd zag?
Allemaal vragen die niet eenvoudig te beantwoorden zijn.
Wel gaat er een suggestie van uit, die ik volledig voor mijn rekening zou
willen nemen en die in het Nieuwe Testament ook bevestigd wordt als gesproken
wordt over de positie van de navolgers van Christus in de wereld. Dan kan het
niet anders dan opvallen dat het Nieuwe Testament, terwijl het deze aarde en
onze werken daarop - ook die van de techniek - allerminst
kleineert (Openbaring 21:24; 1 Timotheüs 4:4,5), onze geestelijke aandacht
richt op de gerechtigheid van het Koninkrijk van God dat in Christus gekomen is
en komende is. Dan dragen we ons kruis in de cultuur door het verzaken van de
'werken van het vlees':
"Zoek de dingen die boven zijn"
(Colossensen 3:1);
"Waar uw schat is daar zal ook uw
hart zijn" (Lukas 12:34);
"Wat baat het een mens indien hij de
hele wereld won (dat is de ideologie van de technologie, ES), maar schade leed
aan zijn ziel" (Markus 8:36);
"Vergader u geen schatten op
aarde..." (Mattheüs 6:19);
"Wordt niet
gelijkvormig aan deze
wereld." (Romeinen 12:2);
"Wij hebben hier geen blijvende stad,
maar zoeken de toekomstige." (Hebreën 13:14) enzovoort. 9
De verbinding van de goddelijke wereld met onze
menselijke wereld door Christus - dus door genade! -
behoort onze cultuurhouding te stempelen. Dat is de houding van de liefde tot
God en de liefde tot de naaste. Wij behoren ons in de liefde tot God van onze
geseculariseerde en door-en-door technologische cultuur te vervreemden om met
die liefde ons vervolgens tot onze (ook verre) naaste en tot de cultuur te
wenden. Daarin ligt het eeuwigheidsperspectief in de cultuur. En dat geeft ook
de basis voor een verantwoord cultuur- en natuurbeheer. Tegenover aanbidding
van de cultuur- en natuurgoden en in het verzet tegen het materialisme, willen
christenen ook in hun cultuur God gehoorzaam zijn. Techniek en economie worden
bevrijd van vooruitgangs- en groeigeloof. Christenen zoeken temidden van de
concentrerende en grootschalige technologische cultuur met haar macht, de
divergerende en kleinschalige richting van de liefde, van de gerechtigheid, de
dienstbaarheid, de offerbereidheid, de barmhartigheid en de dankbaarheid. Dat
zijn kernwoorden die in het vocabulaire van het technische wereldbeeld - met
alleen aandacht voor efficiëntie en effectiviteit - niet voorkomen.
Ze impliceren een bekering van de ideologie van de technologie, van het
technische volmaaktheidsideaal, het technische imperatief en het technisch
imperialisme. Die bekering impliceert geen afstand doen van de technologie: we
leven ervan, we kunnen niet zonder, maar ons hart zullen we er niet op mogen
zetten, we leven er niet voor. Wel zijn we er dienstbaar mee.
6.
De zin van de cultuur: het Koninkrijk van God
De hamvraag voor de breedte van de cultuur is: hoe kunnen
we een opgezweepte technologische ontwikkeling in samenhang met een louter
materialistische economie weer onder verantwoord beheer krijgen? Kan het
proces van ontwrichting en verstoring van cultuur en natuur ook omgezet worden
in een richting waarin - weliswaar vanwege ons leven 'tussen de
tijden' -
ten dele en voorlopige heelwording mogelijk is? Heroriëntatie is mogelijk,
indien geleefd wordt uit het eeuwigheidsperspectief van het Koninkrijk van
God. Dat geeft kracht en moed om de techniek haar betrekkelijke plaats - en
daarmee haar zin - weer te laten innemen en de samenhang in de
werkelijkheid en de zin en het wezen van de dingen weer te erkennen. Zoals
eerder gezegd, techniek en economie worden dan bevrijd van vooruitgangs- en
groeigeloof.
Vanzelfsprekend zal het uitermate moeilijk zijn om de
Europese cultuur van de weg van de opgezweepte technologie en de economische
roes weer in rustiger vaarwater terug te brengen. Bijsturen, corrigeren, en
afremmen van de hoofdtrend en alternatieven ontwikkelen is niet eenvoudig. In
elk geval zou het wel zeer verstandig zijn, en ook nog tot de mogelijkheden
behoren, om bij nieuwe ontwikkelingen niet in oude fouten te vervallen. Ik doel
dan met name op de ontwikkeling van biotechnologie en genetische manipulatie. De
verering van die techniek kan ertoe leiden dat deze technologie ons verraadt.
Ecologische risico's worden onderschat als men denkt met biotechnologie
'schoon' te kunnen produceren. Voor genetische 'vervuiling' is dan geen oog; we
zullen met een anders geaarde milieuvervuiling worden geconfronteerd.
Hoe kan voorkomen worden dat de technologie geen
bedrieglijke of verwoestende invloed op de maatschappij heeft? En is er ruimte
voor een (ten dele) heilzame technische ontwikkeling? Echte techniek moet
worden onderscheiden van geperverteerde, verraderlijke techniek. Het is vanwege
de fouten van het verleden dat vanzelfsprekendheden onder verdenking behoren te
staan. Onze problemen zien we vaak buiten het systeem van de
wetenschappelijk-technische beheersing, terwijl daarmee de interne problematiek
van de wetenschappelijk-technische beheersing zelf in de industrie, de
landbouw, de gezondheidszorg enzovoort, over het hoofd wordt gezien. En daarin
ligt nu juist - zoals in het voorgaande is aangetoond -
de oorzaak van de grote problemen van onze tijd.
Ik zou dat nog eens extra willen toelichten aan de hand
van de milieupolitiek. Terecht wordt daar veel aandacht aan gegeven. Algemeen
leeft de gedachte dat nieuwe technologieën ons kunnen helpen. Dat is echter
slechts ten dele waar. Want wanneer technologische vernieuwing de
milieuproblematiek ten dele terugdringt, zullen de intensiteit, de dynamiek en
de schaalvergroting van de toepassing van die technologie de winst inzake de
gezondmaking van het milieu weer teniet doen. We doen in de bestrijding van de
milieuproblematiek met schone technologie dan wel een stap vooruit, maar omdat
die stap plaats vindt binnen een voortgaande ontwikkeling van een
materialistische economie, wordt die stap voorwaarts gevolgd door twee stappen
achteruit. Dat doet zich voor bij een schoon producerende tuinbouw. De
individuele tuinbouwer denkt met zijn 'schone produktie' een bijdrage aan de
oplossing van het milieuprobleem te leveren. Maar een analyse van de kleine
schaal naar de grote schaal leert dat het milieuprobleem verschoven wordt naar
de energiebron. Een ander voorbeeld: elektrische auto's zijn 'emissie-vrij',
maar dat zijn de elektrische centrales, die deze auto's voeden, allerminst. In
de meeste gevallen verbruiken deze gewoon fossiele brandstoffen, zoals aardgas
of steenkool en soms zelfs aardolie. Bij kerncentrales doen zich weer andere
milieudreigingen voor. Met de ontwikkeling van 'mestfabrieken' is iets
soortgelijks aan de hand. De direkte problemen van de bio-industrie nemen er
door af, zodat die industrie weer kan groeien, maar de reduktie van het dier
tot een te manipuleren ding blijft ongemoeid.
Deze bedreigende tendens in de bestaande technologische ontwikkeling
blijft veelal verborgen, omdat economische en politieke machten ervan uitgaan
dat de moderne, wetenschappelijke techniek boven elke kritiek verheven is. Haar
ontwikkeling is immers voor de economische groei onontbeerlijk. Blijkbaar is
milieupolitiek pas dàn effectief wanneer ook aandacht gegeven wordt aan
extensiteit, afremming van de dynamiek en voorkeur voor kleinschaligheid.
Wanneer we daarvoor oog krijgen, zal ook het spreken over 'duurzame
ontwikkeling' echt inhoud krijgen. Tot nu toe wordt door velen wel over
'duurzaamheid' gesproken, maar kan er niet echt inhoud aan gegeven worden.
Zonder de trend van de cultuur te wijzigen, blijft het spreken over
'duurzaamheid' als een mythe funktioneren.
Daarom terug naar de heroriëntatie: Het resultaat van het
afremmen van de dynamiek in de cultuur en het stabiliseren ervan, zal zijn dat
van veel onnodige en overbodige techniek afstand kan worden gedaan. Niet wat
kan worden gemaakt, maar wat voor de mens nodig en gewenst is, moet in
technische zin de aandacht krijgen. Techniek mag zich niet autonoom
ontwikkelen, ze behoort als een prothese dienstbaar te zijn aan de mens. De
technische macht en haar absoluutheidsaanspraken moeten worden beteugeld.
Verzet tegen de ideologie van de techniek en het doorbreken
van het technische wereldbeeld betekent dan ook allerminst verzet tegen de
technologie. Het gaat wel om een andere oriëntatie. Technologie kan dienstbaar
zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de informatietechnologie. Deze technologie
kan helpen het milieuprobleem terug te dringen. Want informatietechnologie is
weinig ecologisch belastend, omdat de produktie en verspreiding ervan weinig
energie en grondstoffen vergt, terwijl het vervuilingsaspect klein is,
misschien zelfs wel te verwaarlozen. Informatietechnologie toepassen binnen
een sterk gedecentraliseerde cultuur- en industrie-ontwikkeling zal minder
schade toebrengen aan milieu en natuur.
En met een anders georiënteerde technische ontwikkeling
zullen, om aan de geschetste dreigende dynamiek te ontkomen, ook andere
processen van denken, handelen en andere maatschappelijke organisaties van de
grond moeten komen. Bijvoorbeeld zal aan de concentratietendens - bijvoorbeeld
in de Randstad! - naar grootschaligheid een eind moeten worden
gemaakt. Want juist concentratie en grootschaligheid hebben de natuurverwoesting
en milieuvervuiling inmiddels zelfs planetair gemaakt.
Een ander voorbeeld: in de technologische cultuur neemt
het vervoer over de wegen enorm toe. Daaraan dragen zowel het personenvervoer
als het goederenvervoer bij. Voor beide vormen nemen we dezelfde maatregelen:
uitbreiding van het wegennet, met als gevolg een nieuwe aanslag op de natuur.
Beter zou zijn het goederenvervoer ondergronds, - bijvoorbeeld onder
de bestaande autowegen - te doen plaats vinden. Een nieuwe aanslag
op de natuur wordt vermeden, wel nemen de kosten van de techniek toe, maar een
toename daarvan is een rem op het consumentisme en de dynamiek, dat ook in
allerlei andere opzichten voordelen biedt. Over het algemeen krijgen we nu onze
technologie te goedkoop, we houden geen rekening met de schade aan milieu en
natuur. Verdisconteren we die schade wel of veel meer, dan wordt de techniek
wel duurder, maar minder milieubelastend. In zekere zin zijn we in onze
materialistische maatschappij dus niet technisch genoeg. De verafgoding van de
techniek leidt zelfs tot reduktie van de techniek!
Kortom, enerzijds zorgt de antropocentrische
beheersingsdrift van de ideologie van de technologie - versterkt
door een materialistische economie - voor veel onnodige en
ongewenste technologie, anderzijds is die technologie geen uiting van echte
creativiteit en wordt ze met minimale kosten gerealiseerd.
Oriëntatie op een andere techniek, zal - zoals
al gezegd - ook een andere oriëntatie in de economie tot gevolg
moeten hebben. In die volgorde! Een herbezinning op een nieuwe economische
orde, zonder aandacht voor de 'ideologie van de technologie' is gedoemd te
mislukken. Op economisch vlak moet gezocht worden naar een nieuw
macro-economisch systeem waarbij de waarde van een goed een functie moet zijn
van zijn 'ecologische relevantie', dat wil zeggen dat rekening wordt gehouden
met de impact die produktie en consumptie ervan heeft op energie, grondstoffen,
pollutie en aantasting van eco-systemen. Tegenover een 'tunnel-economie' als
een materialistische economie, zouden we liever het beeld van een
'boom-economie'
willen gebruiken - het beeld is van Goudzwaard. Dat beeld voldoet
aan de ecologische voorwaarden, laat ruimte voor groei, maar de resultaten of - beter -
de vruchten, zijn meer proportioneel.
Het valt buiten het bestek van dit artikel om nog meer op de mogelijkheden van een meerzijdige, creatieve en rijkgevarieerde orde of structuur van de techniek uitvoerig in te gaan. In aansluiting bij de bekende Schumacher, 5, 6 zou ik een samenvatting willen geven: Vanuit het motief van de liefde tot God, liefde tot de naaste en liefde tot Gods schepping - en dus met alle aandacht voor de menselijke verantwoordelijkheid - moeten voor de techniek ethische toetsingskaders worden ontwikkeld. De grond voor deze toetsingkaders is gelegen in de gerechtigheid als de samenhang van de scheppings- en verlossingsorde. Die orde is Godsorde. Een cultuur die daaraan zich oriënteert is niet langer anthropocentrisch maar theocentrisch. De uitwerking van die Godsorde laat een grote verscheidenheid aan normen zien. 11
En deze ethische kaders
als normatieve kaders moeten de informatietechnologie, de biotechnologie, de
genetische manipulatie enzovoort, aan banden leggen. Vervolgens zullen in de
sectoren waarin de verantwoorde techniek gebruikt wordt, zoals industrie,
landbouw, onderwijs, gezondheidszorg enzovoort, wel niet alle problemen worden
opgelost, maar ze zullen binnen de perken worden gehouden en niet ondraaglijk
worden, zoals momenteel door de overschatting van de wetenschappelijk-technische
beheersing gebeurt. De cultuurontwikkeling zal er meer stabiel en duurzaam door
worden! De schepping en de (vooral verre) naaste zullen er wel bij varen.
Terwijl de zin van de techniek (ten dele) gerealiseerd kan worden. 10
Ten diepste wordt die zin beleefd in de gemeenschap met God, in de doorbreking
van het technische wereldbeeld. Maar, die beleving wordt moeilijker naarmate het
technische wereldbeeld wordt versterkt. Totdat de grote dag van het herstel van
alle dingen in en door Christus aanbreekt!
[1] Corbey,
R. en P. van der Grijp, Natuur en cultuur, beschouwingen op het raakvlak
van antropologie en filosofie, Baarn 1990
[2] Ellul,
J., The Technological System, New York 1980.
[3] Ihde,
D., The historical-ontological priority of technology over science,
in: L. Hickman, Philosophy, Technology and Human Affairs, Texas 1985.
[4] Kuyper,
A., Pro Rege, deel I, Kampen 1911, blz. 143 e.v.
[5] Schumacher,
E.F., Hou het klein, Baarn 1973
[6] Schumacher,
E.F., Gids voor Verdoolden, Baarn 1977.
[7] Schuurman,
E., Tussen technische overmacht en menselijke onmacht, Kampen 1985,
blz. 9-30.
[8] Schuurman,
E., Het Technische Paradijs, Kampen 1989, blz. 11-23.
[9] Schuurman,
E., a.w., blz. 39 e.v.
[10] Schuurman,
E., a.w., blz. 64 e.v.
[11] Schuurman,
E., Filosofie van de Technische Wetenschappen, Leiden 1990.
[12] Strijbos,
S., Het Technische Wereldbeeld, Amsterdam 1988.
[13] Tillich,
P., The Spiritual Situation in Our Technical Society, New York 1986.