Centrum voor Metageschiedenis

 
Wassily Kandinsky, Improvisation 30, 1913

 

Wat is het Centrum voor Metageschiedenis?

De oprichting van het Centrum voor Metageschiedenis komt voort uit de wens om het Groningse onderzoek op het terrein van de geschiedfilosofie en de historiografie zowel binnen als buiten de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) beter te profileren en om de bestaande activiteiten op dit terrein te bundelen. Het centrum is een academisch knooppunt dat metahistorisch onderzoek stimuleert, faciliteert en coördineert. Reeds bestaande samenwerkingsverbanden worden zodoende versterkt en aan nieuwe initiatieven wordt de ontwikkelingsruimte geboden.

Naast haar coördinerende functie op het gebied van onderzoek stelt het centrum zich ten doel de discussie over metahistorische onderwerpen levendig te houden. Dat betekent dat vanuit het centrum op regelmatige basis congressen en symposia over metageschiedenis georganiseerd zullen worden. Bovendien zal het centrum proberen om onderwijsvakken aan te bieden waarin de theorie van de geschiedenis een centrale positie inneemt. Van het centrum zijn dus zowel publicaties als activiteiten te verwachten.

 

Waarom Groningen?

Aan het slot van de conferentie Historical Studies: Disciplines and Discourses (Boedapest oktober 2004) concludeerden Jörn Rüsen en Hayden White dat de theorie en de geschiedenis van de geschiedschrijving nergens zo bloeien als in Groningen. Of de appreciatie van White en Rüsen klopt is uiteraard moeilijk na te gaan maar het staat wel vast dat de RuG op het terrein van de reflectie op de geschiedenis en de geschiedschrijving, zowel nationaal als internationaal, een unieke positie inneemt. Niet alleen het aantal personen dat full time werkzaam is op het gebied van de metageschiedenis is nergens zo groot als in Groningen, ook kwalitatief gezien behoort Groningen tot de top.

Het werk van de Groningse metahistorici onderscheidt zich in twee opzichten van dat van hun collega’s elders op de wereld. In de eerste plaats is het ‘het postmodernisme voorbij’. Waar metageschiedenis elders nog voornamelijk bezig is met (talige) representatiestructuren, gaat het Groningse onderzoek na hoe geschiedschrijving zich verhoudt tot de historische werkelijkheid. Door niet alleen de geschiedschrijving maar ook het proces van de geschiedenis en de relatie tussen geschiedenis en geschiedschrijving te verhelderen verschilt het Groningse onderzoek van de meer traditionele metahistorici.

Een tweede kenmerk voor de Groningse metahistorici is hun onacademische betrokkenheid op de actualiteit. Veel Gronings onderzoek op dit terrein is historisch geïnformeerde reflectie op de vraag hoe we in het hier en nu samenleven en (of we dat nu willen of niet) geschiedenis maken. Uitgangspunt daarbij is dat een cultuur in haar omgang met het verleden de verzwegen premissen van haar heden toont. Terwijl, omgekeerd, in de aura van het heden een ongekend verleden besloten ligt. Het credo van het Centrum voor Metageschiedenis is dat metageschiedenis dichter bij de politieke, sociale en culturele realiteit kan staan dan het werk van de meer specialistische historicus on the ground.

Zo gaan vernieuwende inzichten in, en originele toepassingen van de theorie van de geschiedenis zij aan zij. Enkele voorbeelden uit deze Groninger traditie zijn het boek Sublime historical experience van F.R. Ankersmit en E.H. Runia’s Vidi-project ‘Committing History’.

 

Lid worden

De leden van het centrum zijn in eerste instantie in metageschiedenis geïnteresseerde stafleden en studenten aan de letterenfaculteit van de RuG. Maar omdat de theorie van de geschiedenis een nauwelijks geïnstitutionaliseerd onderzoeksterrein is met veel raakvlakken bestaat ook voor buitenstaanders de mogelijkheid om lid te worden van het centrum. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan historici van andere universiteiten maar ook aan filosofen, literatuurwetenschappers en geïnteresseerde niet academici.

Lidmaatschap wordt verkregen door coöptatie maar het staat een ieder vrij om zich aan te melden. Voor studenten geldt dat zij vanaf het derde jaar van hun studie lid kunnen worden. Van leden wordt verwacht dat ze regelmatig activiteiten zullen bezoeken of op een andere manier een bijdrage leveren. Bepaalde activiteiten zoals symposia en congressen zijn ook voor niet leden toegankelijk, bovendien bestaat er de mogelijkheid om geïntroduceerd te worden.

Last modified: April 7, 2005 18:35
To top