Archief Wapenveld online


Jaargang 50 | Nummer 2 | Pagina 41-42 |


Nietzsche en de kromme lijn
De geschiedbeschouwing van ‘de vroomste van allen die niet in God geloven’
Dr. P. Veldhuizen

Gerecenseerd door Herman Ligtenberg

Dit jaar is het honderd jaar geleden dat Friedrich Nietzsche overleed [1]. De wezenlijk met zijn persoon verbonden wijze van filosoferen blijft boeien. Velen weten zich een tijdlang sterk door hem aangesproken; anderen blijven hun leven lang met Nietzsches denkwereld bezig. Tot de laatsten behoorde bijvoorbeeld Dr. F. de Graaff.

Dr. P. Veldhuizen kende Nietzsche nauwelijks en heeft zich naar het lijkt vooral voor dit boek in hem verdiept. Maar ook hij is door de sterke passie voor N. geraakt. ‘Er zijn uitspraken van Nietzsche over Jezus die zo diep en treffend zijn, dat we er steeds weer door worden aangedaan. (...) Nietzsche is weergaloos in zijn aandacht vragen voor bepaalde aspecten van de christelijke waarheid. Daarom is het moeilijk hem te interpreteren. In de weinige woorden waarvan hij zich in de regel bedient, weet hij een zeggingskracht te leggen en te ontwikkelen die niet is te overtreffen’ (p. 157).

Veldhuizen heeft een sympathiek boek geschreven, waarvoor hij de geschiedbeschouwing van Nietzsche als invalshoek gekozen heeft. In zijn betoog, dat hier en daar wel iets weg heeft van een omgevallen boekenkast, stelt hij steeds weer het christelijk getuigenis - hoewel, Veldhuizen spreekt van de christelijke waarheid - tegenover dat wat Nietzsche naar voren brengt. Het sympathieke vond ik daarin dat Veldhuizen al ras tegen zijn eigen beperkingen is aangelopen en er geen geheim van maakt wanneer hij zich op studies van anderen baseert. Ook is hij voldoende fijngevoelig om de inconsistenties en de verschillende, onderling niet steeds tot harmonie te brengen, ideeën van Nietzsche niet al te vlot tegen hem uit te spelen.

Verder besteedt hij nadrukkelijk aandacht aan de levensloop van Nietzsche. Zijn vrome christelijke jeugd, waar de basis gelegd werd voor zijn gepassioneerde betrokkenheid op de christelijke religie. De boekenkast van Veldhuizen is in zoverre niet willekeurig omgevallen, dat hij Nietzsche ook heel fraai weet te plaatsen in de lijn met grote - ongelijksoortige - voorgangers als Holderlin, Hegel en Goethe. Met name de aandacht die hij geeft aan de invloed die Goethe op Nietzsche zou hebben uitgeoefend, kwam ik niet eerder zo tegen. Verder keek ik ervan op dat de uitroep ‘Gott ist tot!’ uit een Luthers gezangboek afkomstig is, en dat zowel Hegel als, ook hij, Bonhoeffer hier een heel specifiek christologische interpretatie aan geven.

En zo meer en zo verder. De kromme lijn uit de titel komt uit een fragment van Nietzsche over de eeuwige wederkeer. ‘Alles geht, alles kommt zuruck; ewig rollt das Rad des Seins. Alles stirbt, alles bluht wieder auf, ewig lauft das Jahr des Seins. Alles stirbt, alles wird neu gefugt; ewig baut sich das gleiche Haus des Seins. Alles scheidet, alles grusst sich wieder; ewig bleibt sich treu der Ring des Seins. In jedem nu beginnt das Sein; um jedes Hier rollt sich die Kugel dort. Die Mitte is uberall. Krumm ist der Pfad der Ewigkeit.’ Een fragment met een bijzondere muzikaliteit die Veldhuizen zal hebben aangesproken.

Past er voor ‘waarheid’ een bijvoeglijk naamwoord? Ik zou zeggen: nee, liever niet. Nietzsche kon ook zeer stellig spreken van ‘waarheid’ en ‘leugen’. Waarheid is dan datgene dat met de werkelijkheid van het leven overeenstemt, en leugen dat wat afleidt van de werkelijkheid en haar maskeert. Hiermee is overigens nog niet direct iets over die ‘werkelijkheid’ gezegd.

Nietzsche leefde een ‘dyonisisch pessimisme’ uit, waarin hij het onverdraaglijke leven trachtte te transformeren tot een oneindige hartstocht, zonder te vluchten naar een andere wereld (Safranski). Iedere metafysica betekende voor hem een vlucht naar een andere wereld, en was daarmee leugen voor hem geworden. Nietzsche is zijn leven lang bezig is geweest zijn vrome jongelingschap te vervangen door een ‘beter’ ik. En daarin is hij misschien geslaagd, maar dat blijft een raadsel, want toen was hij niet meer te bereiken.

Nietzsche heeft op het laatst van zijn bestaan onder de mensen zijn leven als een offer gezien. Een offer waarmee hij in zichzelf heel het lot van het Avondland voleindigde. Dr. F. de Graaff heeft een poging gedaan deze beweging volstrekt over te nemen en haar in te passen in een visie op het geheel van de Westerse cultuur. Of dit waagstuk een rake slag geweest is, laat ik liggen.

Veldhuizen is het lang niet altijd met De Graaff eens. Zijn benadering is meer verwant aan die van eerdere christelijke schrijvers, van wie hij verschillende citeert: Kuiper, Bavinck, Schilder. Hij is wel bescheidener dan weleer vaak het geval was. Hij erkent eerder zijn grenzen als het gaat om het vermogen om in persoon en werk van Nietzsche door te dringen. Tegenover de posities van Nietzsche stelt en belijdt hij de grondbeginselen van het christelijke denken; tegenover de leer van de eeuwige wederkeer bijvoorbeeld de visie op de geschiedenis met een begin, een midden, en de voltooiing. Hij richt zich tot de lezer.

Bij mij bleef de gedachte hangen, dat wanneer Veldhuizen zich tot Nietzsche zelf gericht zou hebben, deze geen oren zou hebben gehad om hem te horen. Of, omgekeerd, dat Veldhuizen geen stem zou hebben om door Nietzsche gehoord te worden. En dat is tragisch. De teksten van Nietzsche bevatten meer werkelijkheid dan die van veel christelijke schrijvers. Evenwel, ‘Nietzsche en de kromme lijn’ zou ik niet op die hoop durven gooien. Daarvoor is de toon en de inzet te zuiver.

Kortom, een mooi inleidend boek op Nietzsche. Hier en daar valt nog wel een restant scriptie-taal op met formuleringen als ‘Wij zijn van mening’ en ‘Nadat wij eerst dit gezegd hebben, gaan wij nu over tot dat etc’. Verder vind ik het niet fijn als ik ‘Jezus (ook Christus, de Verlosser)’ zomaar bij de betreffende letter in de Lijst van Personen zie staan. Er staan er ook wel zinnen in de tekst waar je om kunt grinniken. Citaat: ‘Kaufman stelt vast dat met uitzondering van Holderlin, Goethe, Schopenhauer en misschien ook Burkhardt, niemand voor het denken van Nietzsche van zoveel betekenis is geweest als Heraclitus, Socrates, Plato, Aristoteles, de Stoa, Spinoza, Kant, Hegel, Heine, Darwin en Dostojevski’ (p. 32). Ach, die tekstverwerker he? Steeds weer komma, spatie, Hoofdletter.

[1] Uitg. Buijten & Schipperheijn bv, Amsterdam 1999, 208 blz., f47,50.

Naar boven

skin_bottom